Begrotingstekort

Een begrotingstekort betekent dat de uitgaven van de overheid groter zijn dan de inkomsten. De inkomsten van de overheid komen voornamelijk door middel van belastingen binnen, maar ook door bijvoorbeeld boetes. Dit geld wordt vervolgens voor allerlei dingen gebruikt. Zo wordt onderwijs en gezondheidszorg ermee betaald, krijgen ambtenaren hun loon ervan en worden er nieuwe wegen van gebouwd. Het overzicht van inkomsten en uitgaven wordt een begroting genoemd. Bij een begrotingstekort is er dus te weinig geld om al deze dingen te betalen.

Er zijn twee manieren om een begrotingstekort op te lossen:

• De overheid kan geld lenen. Op deze manier heeft de overheid iets meer geld op zijn uitgaven te betalen. Het nadeel hiervan is dat het geleende geld werd terugbetaald moet worden (met rente)! Ook kan de overheid niet alsmaar geld blijven lenen, aangezien dit tot een hoge staatsschuld leidt. Dit kan weer allerlei problemen veroorzaken.
• De overheid kan bezuinigen. Op deze manier worden de uitgaven van de overheid teruggebracht. Zo kan de overheid ambtenaren ontslaan, projecten afblazen of taken overdragen aan het bedrijfsleven (privatisering). De overheid hoeft dan geen geld te lenen. Ook dit heeft nadelen, aangezien er bijvoorbeeld personeelstekorten bij de overheid kunnen ontstaan.

In het geval van een begrotingstekort wordt daarom vaak voor een combinatie van de twee gekozen. Er wordt geld geleend, maar ook bezuinigd op uitgaven.

Overigens bestaat er ook een situatie waarin de overheid méér inkomsten heeft dan uitgaven. Dit wordt een begrotingsoverschot genoemd.