Economie

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Under construction icon-red.svg Werk in uitvoering!
Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt.
Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren.
De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel.
Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken.
Under construction icon-red.svg
Dit artikel is nog niet af.

Economie is een woord voor geld, werk en handel, oftewel alle dingen in een land waar het om geld draait.

In Nederland wordt economie als vak op iedere middelbare school gegeven. Het is een zogenaamde sociale wetenschap. Het houdt zich ondere andere bezig met wisselkoersen, met de waarde van geld (valuta in de economie) en met handelsrelaties tussen landen.

Iemand die gestudeerd heeft voor economie is eigenlijk een wetenschapper. Hij of zij heeft erg veel kennis van de economie, en weet er dus enorm veel van af. Zo iemand noem je een econoom.

Geschiedenis

Vroege economie

De economie bestaat al sinds de landbouwrevolutie in de prehistorie. Met de komst van landbouw gingen mensen zich vestigen op een bepaalde plaats. In plaats van het zoeken van vruchten en het jagen op dieren, ging men nu gewassen verbouwen en dieren op weides houden. Dit leidde tot het ontstaan van dorpen met huizen. Doordat de mensen niet zich niet steeds hoefden te verplaatsen, hadden zij ook meer bezittingen, zoals potten om voorraden in te hebben. Doordat men met meerdere mensen in één dorp woonde, konden mensen zich specialiseren in één of meer producten. Men kon hierdoor die producten met een ander ruilen. Stel je bent een boer en hebt koeien, die melk geven. Je kon dan de melk ruilen met een buurman, die bijvoorbeeld weer potten bakte. Hierdoor ontstonden ook diensten. Je kon de melk of de potten ook geven aan iemand, die vervolgens jouw dak weer maakte. Het maken van een dak is geen product, maar een dienst.

In Mesopotamië ontstond de eerste echte handel. De handel werd ook op kleitabletten bijgehouden. Aristoteles hield zich met één van de eerste economische thema's bezig, namelijk of eigendom in bezit van een privépersoon moest zijn of in handen van de maatschappij. Aristoteles kwam met het antwoord dat bezit voor de massa was, maar dat het in handen moest zijn van een privépersoon. Economische onderwerpen vielen toen nog onder de politiek, de rechtvaardigheid of de ethiek.

In de middeleeuwen kwam Thomas van Aquino met het begrip de juiste prijs. Volgens hem was het niet goed als verkopers de prijs van een goed verhoogden als de vraag hoger was dan het aanbod. Ook vond hij dat verkopers geen goederen konden verkopen die niet van hem waren of kapot waren. John Duns Scotus​ vulde dit aan door te benadrukken dat de kosten van arbeid en de inkoopkosten van materialen ook in de prijs verwerkt moesten worden.

Mercantilisme en kolonialisme

Tot aan de middeleeuwen was de economie vooral gericht op de lokale omgeving, zoals een stad of een bepaalde regio. Er was weliswaar handel met andere steden, zoals in de Hanze, of met Azië, via de Zijderoute. Toen Columbus Amerika ontdekte kwam hier verandering in. Men zag nieuwe handelsmogelijkheden met Amerika en Azië. In deze tijd begonnen de Europese landen ook het koloniseren, wat ook een economisch doel had. In Noord-Amerika hoopte men waardevolle materialen te vinden, zoals goud en zilver. In Azië wilde met specerijen vinden, zoals nootmuskaat, kruidnagel en peper. Daarnaast was er nog vraag naar textiel en porselein uit voornamelijk China. In de koloniën richtte met plantages op voor bijvoorbeeld tabak, koffie, thee en katoen. Veel landen richtte handelscompagniën op voor handel met deze gebieden, zoals de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) voor de handel met Indië.

Het lokalisme werd vervangen door het mercantilisme. Deze theorie stelde dat men militaire macht kon gebruiken om de handel veilig te stellen. Ook had men hoge importtarrieven en stimuleerde men de export. Hierdoor verdiende het land veel geld. Vooral Frankrijk was gedreven in het mercantilisme. De bevolking zelf ging er echter niet op vooruit. Het verdiende geld werd vooral voor het voeren van oorlogen en de dure levensstijl van de koning gebruikt. Het mercantilisme ging dan ook met de Franse Revolutie ten onder.

Adam Smith en de Klassieken

Ondertussen was de verlichting bezig. Tijdens de verlichting ontstonden ideeën van vrijheid en gelijkheid. Ook ontstond de economische vrijheid en het recht op bezit. Tijdens de verlichting ontstond de moderne economie. De Schotse filosoof Adam Smith speelde hier een belangrijke rol in. Smith schreef het boek The Wealth of Nations. Volgens Smith moest de overheid zich zo min mogelijk met de economie bemoeien. Als je vraag en aanbod de vrije loop liet gaan zou er uiteindelijk meer welvaart komen. Smith keurde ook slavernij uit, dat voorheen belangrijk was in de koloniën, aangezien het dwingen tot werk geen motivatie voor de werknemer was. Als een werknemer geld zou verdienen, zou hij harder werken en dus meer geld verdienen. Door Smith's boek ontstond de vrijemarkteconomie en de volgelingen van Smith wordt de Klassieke Economen genoemd.

Smith stelde ook dat een economische crisis zou worden opgelost als de overheid niets deed. Later zou Keynes hier kritiek opgeven en nieuwe kijk op de economie geven. Onder Smith ontstond ook de industriële revolutie. Hierdoor werden de verschillen tussen arm en rijk en de slechte werkomstandigheden in ene keer goed zichtbaar. In de 19e eeuw zou een andere filosoof hier veel kritiek opgeven...

Karl Marx en het communisme

Die filosoof was de Duitse Karl Marx. Marx zag de geschiedenis als een lange strijd tussen verschillende economische klassen. Tijdens elke geslaagde oorlog of revolutie werd de heersende klasse vervangen door een andere heersende klasse, maar voor de rest veranderde voor de grotere, onderdrukte klasse weinig. De heersende, rijke klasse werd de bourgeoisie genoemd en bestond uit o.a. de koning, de adel, fabrieksdirecteuren en iedereen die voor de rest rijk was. De bourgeoisie had veel bezittingen en vermogen, maar was veel kleiner dan de andere klasse. De andere klasse heette het proletariaat, dat volgens Marx geen bezittingen of vermogen had. Hierdoor had het proletariaat geen macht en kon niets aan zijn situatie veranderen. In Das Kapital werkte Marx zijn theorieën uit. Marx zag de strijd tussen de bourgeoisie en het proletariaat als de laatste klassenstrijd. Het proletariaat moest de bourgeoisie in een revolutie afzetten en kon daarna al het bezit eerlijk verdelen. Hierdoor werd geproduceerd voor de maatschappij zelf en iedereen zou hiervan profiteren.

Marx's ideeën leidde tot het socialisme. Het socialisme vocht voor de rechten van arbeiders en landbouwer. Onder het aan de macht komen was echter een onenigheid. Dit leidde tot de splitsing van het socialisme. Het communisme wilde aan de macht komen door middel van een revolutie. De sociaaldemocratie wilde daarentegen op democratische wijze aan de macht komen. Volgens Marx zou het communisme als eerste voet krijgen in West-Europa en de Verenigde Staten, aangezien hier de industrieën waren. Dit zouden het centrum worden van het communisme volgens Marx. Toch verliep het iets anders, in Rusland (dat afhankelijk van de landbouw was) zou de Russische Revolutie plaatsvinden. Dit leidde tot het stichtten van de eerste communistische staat in 1922, namelijk de Sovjet-Unie.

De Beurskrach en de Keynesiaanse economie

In Europese en Verenigde Staten heerste de theorieën van Adam Smith en de Klassieke Economen nog steeds. Dit veranderde tijdens de beurskrach van 1929, dat tot een diepe economische crisis en hoge werkloosheid leidde. 25% van de mensen was werkloos geworden. De Britse econoom John Maynard Keynes had ondertussen zijn ideeën ontwikkeld in The General Theory of Employment, Interest and Money. Keynes was meest invloedrijke econoom van de 20e eeuw en zijn invloed rijkte tot aan de jaren 60.

De Keynesianen wilden dat de overheid in het geval van een crisis juist meer geld uitgaf. Door middel van projecten als het bouwen van wegen of het aanleggen van bossen, werd de werkloosheid verlaagd. Meer mensen hadden werk en inkomen en konden dus meer geld uitgeven. Hierdoor kwam de economie weer op gang en kwam men sneller uit de economische crisis. De Keynesianen bepaalde het economische beleid tot aan de jaren 60.

Economie na de Tweede Wereldoorlog

In 1944 leidde Keynesianen tot het systeem van Bretton Woods. Aangezien de Amerikaanse economie het hardste groeide, verbonden 44 landen hun munteenheid met die van de Amerikaanse dollar. De Amerikaanse dollar was weer verbonden met de goudstandaard. In de jaren 50 en 60 groeide de economie hierdoor erg snel. Mensen hadden het beter dan ooit te voren. In West-Europa kwam de welvaartsstaat op gang, waarbij er de overheid voor de burgers gingen zorgen. Ouders, zieken, werklozen, mensen met een beperking en arbeidsongeschikten kregen een uitkering (onder bepaalde voorwaarden). De welvaart van gezinnen ging omhoog en men kon zich luxe producten, zoals een radio, televisie en auto veroorloven. Ook gingen steeds meer mensen op vakantie. Het systeem van Bretton Woods stopte als gevolg van de oliecrisis van 1973. Deze leidde wereldwijd tot een economische crisis en het einde van de Keynesiaanse economie.

De vaste wisselkoersen werden vervangen door zwevende, die per moment verschilden. In de jaren 80 en 90 probeerde men de economie te vernieuwen. Veel West-Europese landen deden dit door middel van privatisering. Overheidstaken werden voortaan door het bedrijfsleven gedaan. Ook werd er gekort op uitkeringen, om zo minder belasting te hoeven heffen. Vooral liberale en christendemocratische politieke partijen zijn hiervoor. Milton Friedman was één van de belangrijkste voorvechters van dit vrijemarktkapitalisme. Friedrich Hayek kwam met het neoliberalisme, waarbij liberale partijen sommige socialistische ideeën overnamen (zoals extra geld voor onderwijs).

De Europese landen verloren gedurende de 20e eeuw veel van hun koloniën. Na de Tweede Wereldoorlog waren de Verenigde Staten, West-Europa en Japan de drie belangrijke economieën ter wereld, die samen de handelstriade genoemd werden. Eind jaren negentig wisten o.a. Singapore, Zuid-Korea, Hongkong en Taiwan zich in korte tijd te ontwikkelen tot moderne economieën. In de 21e eeuw kwamen nieuwe economieën op, zoals China, India, Brazilië, Zuid-Afrika, Indonesië, Mexico en de Oost-Europese landen. Hierdoor verplaatst het economische evenwicht in de wereld. China heeft inmiddels de VS ingehaald als grootste economie ter wereld. Sinds de Tweede Wereldoorlog is de globalisering toegenomen in de wereld. Ook werden er vrijhandelsakkoorden gesloten tussen landen, zoals tussen de landen van Europese Unie.

Betrokken personen/instanties

Consumenten en producenten

Productiefactoren

Banken

Economie als wetenschap

Behoefte en schaarste

Betaalmiddelen

Wet van vraag en aanbod

Sparen en lenen

Aandelenbeurs en beleggen

Deelterreinen

Micro-economie of huishoudkunde

Bedrijfseconomie

Macro-economie en de overheid

Internationale economie

Economie als systeem

Economische sectoren

Organisatievormen

Bronnen

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Economie&oldid=625757"