Karel de Grote

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Karel de Grote (2 april 742 - Aken 28 januari 814) was een belangrijke Europese vorst.

In het Latijn heette hij Carolus Magnus en zo werd hij ook wel eens genoemd. Karel de Grote heette de Grote omdat hij veel land in bezit had en heel goed zijn land bestuurde. Deskundige denken dat hij een man van 1.92 m was. Dat was heel lang in die tijd. Dus hij kwam boven iedereen uit. Hij vond dat iedereen in de God van de Christenen moest geloven. Karel voerde oorlog met koningen die nog in de Oude Goden geloofden, zoals Radboud van de Friezen. Hij veranderde veel dingen en werd een beroemde persoon in de geschiedenis.

Inleiding

Na de ondergang van het Romeinse rijk kwam er een nieuw rijk. Het had alleen 300 jaar nodig voor er weer een nieuw rijk was. Dat rijk was van Karel de Grote. Hij was de baas van West-Europa van 768 tot 814. In Nederland woonden de Saksen en de Friezen. Karel de Grote had met zijn leger de strijd gewonnen. Toen hoorde Nederland ook bij zijn rijk. Hij veroverde ook kleine stukjes van Italië en Spanje. Wie tegen hem in ging werd heel zwaar gestraft. Vooral de Saksen hadden dat gemerkt. Karel de Grote was beroemd in bijna heel Europa. Afgezanten of boodschappers kwamen zelfs bij hem langs.

Karel de Grote zelf

Karel de Grote is op 2 April in 742 in de buurt van Aken geboren. In de buurt van Aken is hij ook begraven. In de kerk van Aken staat dit beeld. Aken is een plaatsje in Duitsland. Hij heeft dus Duits bloed. Hij was heerser van een heel groot rijk. Hij had kleine maar ook grote landen veroverd. Hij had veel volksgroepen bij zijn rijk veroverd zoals: Saksen, Lombardije, Beieren en Spaanse Mark. Hij was koning van de Franken vanaf 768 en vanaf 800 was hij een heilige Romeinse keizer. Hij volgde zijn vader op: Pepijn de Korte. Bij de Franken was het gewoonlijk dat de erfenissen gelijk verdeeld werden onder allen zonen. Karel de Grote heeft ook een broer: Karloman. Karel was vaak mee geweest op veldtochten met zijn vader. Hij trok van het ene plaatsje naar het andere plaatsje. Karel vocht vaak tegen de Saksen, de Beieren en de Alamannen, en in Hongarije tegen de Avaren. Hij onderwierp de Germaanse stammen. Karel de Grote had net zoals alle andere mensen ook een handtekening.

Geloof

Er waren in die tijd veel mensen die in goden geloofden. Zoals: Donar (de hamersmijter van donder) Zeus ( de baas van allen goden) Freya ( godin van de liefde) en zo zijn er nog vele andere goden waar ze in geloofden. Karel de Grote geloofden maar in een god het christendom. Hij wou dat iedereen in zijn rijk in het christendom ging geloven. In die tijd gingen de mensen steeds meer in het Christendom geloven het werd gebracht door zendelingen uit Ierland o.a.: Willibrord en Bonufatius. In 690 trok de zendeling Willibrord rond en in 754 werd Bonufatius door de Friezen vermoord in Dokkum. De zendelingen zeiden tegen de mensen dat ze niet in oude goden moesten geloven maar in Jezus. Zei zeiden dat ze wisten dat Jezus 800 jaar voor dat Karel de Grote keizer, was geboren. Sinds die tijd tellen wij de jaartelling vanaf Jezus. Mohammed stichtte omstreeks het jaar 600 een nieuwe godsdienst: De Islam. Daar geloven nu alle moslims in. Volgelingen van Mohammed veroverden Noord-Afrika en Spanje. Zij werden in 732 in de slag bij Poiters door een Frankisch leger overwonnen.

Het bestuur van Gouwen

Karels rijk was in gouwen verdeeld (provincies). Graven waren de bestuurders van de gouwen. Graven waren heel belangrijk voor Karel want anders moest hij zelf alle gouwen besturen maar dat kon hij niet. Om de zoveel dagen kwam hij langs bij graven. Hij maakte dan even een praatje of alles nog goed ging. Graven werden ook ambtenaren genoemd. In elke gouw stond een palts. Nu vertellen we over de palts.

Leven op een palts

Karel de grote had veel grote stukken land. In iedere gebied stond een palts. Met zijn hofhouding trok hij van palts naar palts. Hij controleerde of zijn land goed bestuurd werd . Tijdens een lange tocht was het moeilijk om eten goed te houden. Daarom stonden bij de paltsen het eten voor de hofhouding en de keizer klaar. Het gebied dat bij de palts hoorden zorgden voor zichzelf. Het was niet afhankelijk van andere gebieden. De wegen in de tijd van Karel de Grote waren erg slecht. Een reis van Nijmegen naar Aken duurden zo ongeveer drie dagen. De mensen die werkten waren de hofhouding, boeren, bakker, smid de klerenmaker, timmerman, loodgieter, bewaking en de veehouder. Er staat zelfs nog een oude palts van Karel de Grote in Nijmegen en die is nu te bezichtigen. En als je ook in een ander musea wil komen van Karel de Grote moet je naar het Valkenhof.

Het stelsel van de leenheer

De leenheer gaf zijn land in leen en de leenman nam het land in leen. Leenmannen of Vazallen stelden zich vrijwillig hun hele leven lang in dienst van de landheer. De leenheer nam de bescherming van de leenman op zich. De leenmannen die de koning als leenheer hadden gekozen deden dienst in het leger van de koning. De leenman kreeg zijn hele leven het recht op een bepaald stuk land. Het leenstelsel was ook gebaseerd op de noodzaak om zoveel mogelijk troepen op de been te brengen voor de vele oorlogen. In de loop van de ontwikkeling werden de leengoederen erfelijk. Al onder Karel Martel vond landleen in grote mate plaats. Karel Martel was een groot landbezitter. En het was zijn opa.

Het gevecht tegen de Moren

Karel de Grote vocht tegen de Moren. Dat waren Arabische mensen die zich in Spanje hadden gevestigd. Zij hadden heel Spanje in bezit tot aan de Pyreneeën. Hun bekendste steden waren Cordoba en Granada. In Cordoba kun je nu nog een moskee zien en in Granada het alhambra, een paleis met prachtige tuinen.

Tijdens de aftocht werd Roland (Roeland), een van zijn officieren, na een legendarisch gevecht gedood. Hij werd het onderwerp van vele liederen en verhalen uit de Middeleeuwen. Dat was het Roelands lied. In de Pyreneeën is een inkeping in de rotsen. Die staat bekend als de Breche de Roland. Volgens de legende heeft Roeland met een slag van zijn zwaard een bres in de rotsen geslagen.

Was van 771 tot aan zijn dood koning der Franken; daarbovenop werd hij in 800 tot keizer van het Westen gekroond.
Karel was de zoon van Pepijn de Korte en Bertruda met de Grote Voeten. Karel de Grote was de belangrijkste vorst van de vroege middeleeuwen.

Gouw

Het land van Karel de Grote werd al gauw te groot. Hij kon het niet meer alleen besturen. Daarom verdeelde Karel zijn rijk in kleinere delen. Nu noemen we zo'n deel een provincie. Toen heette het een gouw.
Elke gouw werd bestuurd door een gouwgraaf. Karel stuurde zendgraven op reis door zijn rijk. Dat zijn mensen die keken of alles goed ging in de gouwen. Zij brachten verslag uit aan de keizer.

Pelgrims

Veel christenen uit het rijk van Karel de Grote wilden wel eens naar Jeruzalem. Ze wilden zien hoe Jezus Christus had geleefd. Mensen die zo'n reis gingen maken,heten pelgrims. Jeruzalem lag in Palestina. Dat was het rijk van de islamitische koning Sjeik Haroen al-Rasjid. Karel sloot vriendschap met deze sjeik. Ze gaven elkaar geschenken. De pelgrims konden nu veilig naar Palestina. De christenen noemen dit land het Heilige Land.

Paleis

Karel de Grote woonde natuurlijk in een paleis. Een paleis heette in die tijd een palts. De palts van Karel de Grote stond in Aken.Om de palts heen lagen landerijen.Daar werkten boeren. Zij zorgden voor het eten van de paltsbewoners. Bij de palts stond een kerk en een klooster.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Karel_de_Grote&oldid=169189"