Suriname

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Republiek Suriname
Ripoliku Sranan

Flag of Suriname.svg     Coat of arms of Suriname.svg

Suriname (orthographic projection).svg

Hoofdstad Paramaribo
Aantal inwoners 609.569 (2020)
Oppervlakte 163.820 km²
Regeringsvorm Presidentiële republiek
President Chan Santokhi (sinds 2020)
Religie Christendom (63,4%)
Hindoeïsme (27,6%)
Islam (7%)
Geen religie (12%)
Overig (4,7%)
Taal Nederlands (officieel)
Surinaams (Sranantongo)
Munteenheid Surinaamse dollar
Volkslied God zij met ons Suriname
Motto Justitia - Pietas - Fides
Gerechtigheid - Plichtgetrouwheid - Vertrouwen
Nationale feestdag 25 november
(onafhankelijkheidsdag)
Landcode SUR
Suriname1991 Karte umstrittene Gebiete.jpg
Kaart van Suriname met de betwiste gebieden in het lichtgroen

Suriname (Surinaams: Sranankondre), volledig de Republiek Suriname (Ripoliku Sranan), is een land in Zuid-Amerika. Sinds 16 juli 2020 is Chan Santokhi van de VHP de president van Suriname.

Suriname was eerst vanaf 1650 een kolonie van Engeland en daarna van 1667 t/m 1954 een kolonie van Nederland. Later werd het land, net zoals de Nederlandse Antillen, een land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Op 25 november 1975 kreeg Suriname zijn volledige onafhankelijkheid en werd er in het land een republiek uitgeroepen.

Het land grenst in het oosten aan Frans-Guyana, in het westen aan Guyana en in het zuiden aan Brazilië. Suriname is een tropisch land en het land is dan ook rijk aan tropische regenwouden. Daarnaast bestaat het landschap vooral uit moerassen, heuvels en een aantal bergketens. Mede door de natuur is Suriname een geliefd vakantieland voor Nederlanders. Ook wonen er veel Surinamers in Nederland. Naast tropische regenwouden is Suriname ook rijk aan delfstoffen zoals bauxiet en goud. Deze ertsen worden vervolgens aangewend als grondstoffen voor verschillende eindproducten: bauxiet is bijvoorbeeld een belangrijke grondstof bij het maken van het metaal aluminium. Voor de kust van Suriname worden nog steeds olievelden gevonden en geëxploiteerd.

Hoewel Suriname rijk is aan belangrijke grondstoffen en tevens een verzorgingsstaat is, leeft 20% van de bevolking in armoede (ter vergelijking: in Nederland leeft 'maar' 8% van de bevolking in armoede). Dit komt door de hoge werkloosheid (geen werk is geen loon), maar ook door de hoge staatsschuld. Doordat deze staatsschuld zo hoog is, is de Surinaamse regering veel geld kwijt aan het terugbetalen van leningen, waardoor er minder geld overblijft voor andere dingen (geld kan immers maar één keer uitgegeven worden). Ook verdwijnt er belastinggeld in de zakken van hoge overheidsfunctionarissen en topambtenaren. Dit is een vorm van corruptie. Onder de regeringen van oud-president Desi Bouterse (Bouterse I & Bouterse II) bereikten zowel de staatsschuld als de corruptie in Suriname een nieuw hoogtepunt. Huidig president Santokhi heeft aangegeven de corruptie hard te willen bestrijden, zodat overheidsgeld niet blijft verdwijnen. Daarnaast heeft hij een pakket aan bezuinigingen en belastingverhogingen aangekondigd om de financiën op orde te brengen.


Geschiedenis

Vóór de kolonisatie

De oorspronkelijke bewoners van Suriname waren de inheemsen. Zij worden ook wel indianen genoemd. In de wetenschap wordt vaak met de term Amerindianen verwezen naar de oorspronkelijke bewoners van Noord- en Zuid-Amerika. De eerste nomaden of jager-verzamelaars, ook wel Paleo-Amerikanen genoemd, vestigden zich rond 10.000 v.Chr. ('v.Chr.' betekent voor Christus) in de Sipilawinisavanne. Vanaf 3.000 v.Chr. werden delen van wat nu Suriname is, blijvend bewoond door inheemse stammen. Zij stichtten nederzettingen aan de Surinaamse kust en langs de Corantijnrivier. De belangrijkste stammen waren de Arowakken (ook wel: Arawakken of Lokano) en Karaïben (ook wel: Kari'na of Kalihna). Tot aan de 17e eeuw waren zij vaak met elkaar in conflict, maar ook met andere stammen zoals de Surinen (hiervan is de naam Suriname afgeleid) en binnenlandse nomadenvolken zoals de Warau, de Akuriyo, de Trio en de Wayana. In de 15e eeuw werd Suriname ontdekt door de Spaanse conquistador Alonso de Ojeda, de metgezel van Genuees ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus. Columbus voer onder Spaanse vlag.

Plantagekoloniën

Engelse plantagekoloniën

Hoewel De Ojeda wel geprobeerd heeft om het gebied dat nu Suriname heet te koloniseren, slaagde hij hier niet in. Naast de Spanjaarden ondernamen ook de Fransen en de Engelsen pogingen om een nederzetting te stichten. Uiteindelijk lukte het de Engelsen om eerst de plantagekolonie Marchallkreek (Marshall's Creek) en later Willoughbyland (waar nu Fort Zeelandia ligt) te stichten. Om zoveel mogelijk kolonisten aan te trekken, werd op de plantages in Willoughbyland vrijheid van godsdienst ingevoerd. Hierdoor trokken er naast Europese kolonisten, ook veel Braziliaanse Joden naar de plantage. Voor de verbouwing van de gewassen werden eerst inheemsen tot slaaf gemaakt, maar die stierven vrij vroeg vanwege de voor hen onbekende ziekten die de kolonisten meebrachten uit Europa (de inheemsen hadden nooit te maken gekregen met die ziekten, waardoor ze niet immuun waren en dus aan die ziekten doodgingen). Om aan nieuwe arbeidskrachten te komen werden er mensen gehaald uit West-Afrika. Een deel van hen was al slaaf in Afrika en werd gekocht op een zogeheten slavenmarkt, een ander deel werd door slavenhandelaren en kolonisten tot slaaf gemaakt. Op het hoogtepunt bestond Willoughbyland uit 50 plantages. Deze plantages werden bewoond door 4.000 kolonisten en bewerkt door 3.000 slaven. De gouverneur van de kolonie werd deels semi-democratisch verkozen met een vorm van censuskiesrecht en deels aangewezen door een zeskoppige raad (die door de zittende gouverneur aangesteld was. Het censuskiesrecht hield in dat alleen de rijkste plantage-eigenaren een stem mochten uitbrengen. Binnen de plantagekolonie was er kritiek op dit systeem, omdat de stemmen van de niet-gekozen zeskoppige raad evenveel waard waren (50% van de stemwaarde) als die van de belangrijkste plantage-eigenaren (overgebleven 50% van de stemwaarde). Daarnaast kon de zittende gouverneur makkelijk herkozen worden, omdat hij zelf de leden van de zeskoppige raad mocht aanwijzen; Anthony Rowse is in de 17 jaar dat de kolonie bestond de enige gouverneur geweest.

Na het herstel van de Engelse monarchie (de Restauratie) ging het bergafwaarts met de kolonie: Koning Karel II, teruggekeerd uit zijn ballingschap, vond de democratie op de plantage niet wenselijk en bezorgde de gouverneur veel problemen. Toen baron Francis Willoughby in november 1664 de ooit door hem gestichte kolonie opnieuw bezocht, ontsnapte hij ternauwernood aan een moordaanslag: de baron had voor het uitbreken van de Engelse Burgeroorlog samengespannen met de koning om zijn aan zijn eigen kolonie te komen en was dan ook een bondgenoot van de koning; gouverneur Rowse vreesde waarschijnlijk dat Willoughby als een vertegenwoordiger van de koning zou optreden en daarmee dus Rowse af zou zetten. De baron bracht ook allerlei nieuwe ziekten mee vanuit Europa, waardoor een derde van de kolonisten stierf. Willoughby kwam tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog om toen zijn vloot door de Nederlanders tot zinken werd gebracht.

Nederlandse plantagekoloniën

Landkaart van Nederlands-Guiana (omstreeks 1700)
Prent van een Nederlandse plantage-eigenaar en een slavin (William Blake, 1792-1794)

Toen de Nederlanden de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog wisten te winnen van Engeland, hebben ze bij de onderhandelingen over het Verdrag van Breda het voor elkaar gekregen om Suriname te ruilen voor Nieuw-Nederland en in het bijzonder Nieuw-Amsterdam (het huidige New York). Destijds werd niet gedacht dat New York ooit zou uitgroeien tot de miljoenenstad die het nu is; in de Gouden Eeuw hadden Nederlandse handelaren veel meer belangstelling voor Suriname, omdat het bekend was dat er in het gebied katoen, tabak en rietsuiker te vinden was. Het was winstgevend om deze grondstoffen te verkopen, omdat er in de Nederlanden (en elders in Europa) veel vraag naar was. Uiteindelijk verlieten in 1674 de Engelse kolonisten Suriname en gingen zij naar Jamaica, waarbij ze een groot deel van de overbleven slaven meenamen. Omdat de Zeeuwse generaal Abraham Crijnssen veroverd had, werd Fort Willoughby omgedoopt tot Fort Zeelandia. Daarnaast kregen de Zeeuwen de primeur om de nieuwe kolonie, nu Nederlands-Guiana genoemd, te bevolken met kolonisten.

Bijna vijftien jaar later was het de Zeeuwen nog steeds niet gelukt om de nieuwe kolonie van de grond te brengen en daarom besloten de handelaren in de Nederlanden in te grijpen, waarop in 1683 kolonel Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck de Geoctrooieerde Sociëteit van Suriname besloot op te richten. Deze sociëteit valt te vergelijken met een particuliere onderneming. De Sociëteit besloot om een derde van rechten over Suriname te kopen, waarop de Geoctrooieerde West-Indische Compagnie (WIC) ook een derde kocht en de stad Amsterdam het overgebleven derde deel aankocht. Hiermee was Suriname volledig eigendom van Nederlandse partijen. Deze belanghebbende partijen hadden alle drie hun eigen taak: Van Aaerssen van Sommelsdijck richtte de Sociëteit op om Nederlands-Guiana te beheren en om de kolonie te verdedigen tegen aanvallen van buitenaf. De West-Indische Compagnie zorgde ervoor dat er voldoende aanvoer was van slaven uit West-Afrika. In West-Afrika lag Fort Elmina, dat eigendom was van de WIC. Hier vanuit werd de slavenhandel gecoördineerd: Nederlandse handelaren ruilden wapentuig en andere voor de West-Afrikaanse slavendrijvers onbekende voorwerpen voor slaven die op de plantage ingezet konden worden. Daarnaast werden regelmatig West-Afrikanen die er sterk uitzagen gevangengenomen en tot slaaf gemaakt. Ook zorgde de WIC ervoor dat de gewonnen grondstoffen op de plantage (katoen, koffie, suiker enz.) verscheept werden naar Amsterdam. Het Amsterdam uit de 17e eeuw kan gekenmerkt worden als een stapelplaats voor een stapelmarkt: zo'n 'stapelmarkt' is een plaats waar goederen van over de hele wereld – dus ook goederen vanuit Nederlands-Guiana – naartoe vervoerd werden om te worden doorgevoerd of om een tijde te worden opgeslagen in pakhuizen. Met deze grondstoffen werden eindproducten gemaakt die in de eerste plaats in de Nederlanden geconsumeerd konen worden, maar ook aan Afrikaanse slavendrijvers verkocht konden worden: er was sprake van een zogeheten driehoekshandel.

Niet alle slaven wilden blijven werken werken op de plantage: slaven werden heel slecht behandeld en mishandeld door hun plantage-eigenaren. Regelmatig ontsnapten er slaven naar het regenwoud om vanuit daar plunderingen van plantages te organiseren. Het doel van deze plunderingen was om in de eerste plaats slaven en slavenvrouwen te bevrijden, maar ook om zelf te kunnen profiteren van de door hun verrichte arbeid. De ontsnapte slaven en hun nakomelingen worden Marrons genoemd. De term 'Marron' komt van het Franse nègre marron (Nederlands: 'weglopende bosneger'). Het woord 'marron' is dan weer via de Spaanse taal het Frans ingekomen: 'marron' komt van het Spaanse cimarrón dat weer 'hij die wegloopt voor zijn misdaden' betekent.

Landkaart van Nederlands-Guiana (1801)
Nederlandse kolonisten en plantage-eigenaren in Suriname (1845)

Moderne kolonie

Voor een lange tijd hebben vertegenwoordigers van de Sociëteit, de WIC en de stad Amsterdam elkaar ontmoet in de Voetboogdoelen, waar de plaatselijke schutterij bijeenkwam. In 1792 ging de WIC failliet en verloor de compagnie haar aandelen/rechten over Suriname, waarop de Sociëteit en de stad Amsterdam die overkochten. Toen in 1795 de Bataafse Republiek werd uitgeroepen, was het niet meer toegestaan voor steden om als onafhankelijke aandeelhouders op te treden; de rechten van de stad Amsterdam over Nederlands-Guiana kwamen in het beheer van de Eerste Nationale Vergadering, zowel het parlement als de regering van de Bataafse Republiek. Daarna werd de Sociëteit van Suriname gedwongen genationaliseerd en dus ook eigendom van de Bataafse Republiek. Vanaf dit moment was Nederlands-Guiana eigendom van de Nederlandse staat en kan ook het begin gekenmerkt worden van Nederlands-Guiana als een 'moderne' kolonie: de Moderne Tijd begon rond 1800 en aan het begin van deze tijd werden veel koloniale ondernemingen door landen genationaliseerd. Nederlands-Guiana werd verder uitgebreid dan alleen het huidige Suriname: de gebieden Berbice, Cayenne, Demerary, Essequebo en Pomeroon werden veroverd. Met de overname van Nederland door Napoleon Bonaparte werd Nederlands-Guiana door Groot-Brittannië bezet. Nadat Napoleon verslagen was werd bij het Congres van Wenen besloten dat de Britten het gebied dat nu het huidige Suriname is, terug zou geven aan Nederland. De Britten hielden de eerder door Nederland veroverde gebieden Berbice, Demerary, Essequebo en Pomeroon. Frankrijk kreeg Cayenne.

Afschaffing slavernij

Javaanse contractarbeiders uit Nederlands-Indië (1880-1900)

In 1863 werd de slavernij in Nederlands-Guiana afgeschaft. De voormalige slaven moesten nog wel voor heel weinig geld 10 jaar doorwerken voor de plantage-eigenaren, waarna de voormalige slaveneigenaren schadeloos gesteld door de Nederlandse overheid. Omdat veel slaveneigenaren financieel niet in staat bleken om in deze tienjarige overgangsperiode een vergoeding te geven voor de verrichte arbeid, kregen sommige voormalige slaven de eigendomsrechten voor de oude plantages. Desondanks vertrokken de meeste vrijgelaten slaven vanaf 1873 naar de hoofdstad Paramaribo om daar een nieuw leven op te bouwen. Ondanks dat veel slaveneigenaren hun plantages verkochten, bleef er op de overgebleven plantages veel werk liggen. Door het lange functioneren als plantagekolonie draaide een groot deel van de Nederlands-Guianese economie op zogeheten arbeidsintensieve gewassen. De Nederlandse regering besloot in overleg met de koloniale regering van Nederlands-Guiana om contractarbeiders uit Nederlands-Indië, Brits-Indië (wat nu India, Pakistan, Bangladesh en Myanmar is) en China te halen. De wervingscampagnes in Brits-Indië en China werden in overeenkomst met de Brits-Indische regering gehouden. Zo werden er vanaf de afschaffing t/m 1939 74.000 contractarbeiders naar Nederlands-Guiana. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kolonie op verzoek van de Nederlandse regering-Gerbrandy door de Verenigde Staten bezet om de bauxietmijnen in het land te beschermen.

Van kolonie naar onafhankelijk land

Land binnen het Koninkrijk

In 1942 begon het tweede kabinet-Gerbrandy met de herziening van de rol die Nederland ten opzichte van zijn koloniën heeft. Uiteindelijk werd aan de hand van die plannen in 1954 besloten dat Nederlands-Guiana, nu Suriname, samen met de Nederlandse Antillen net zoals Nederland deel ging uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden. Hiermee was Suriname geen eigendom meer van de Nederlandse staat, maar kreeg het een gelijke positie naast Nederland. Alle Surinamers kregen ook automatisch het Nederlandse staatsburgerschap. In 1974 begon de eerste regering-Arron (onder leiding van regeringsvoorzitter Henck Arron van de NPS) samen met gouverneur Johan Ferrier (ook NPS) de onderhandelingen met Nederland over de onafhankelijkheid.

Onafhankelijkheid

Van links naar rechts: Henck Arron (NPS), koningin Beatrix en Johan Ferrier (NPS) op 25 november 1975

Uiteindelijk werd het land op 25 november 1975 onafhankelijk. Het onafhankelijkheidsverdrag werd ondertekent door de Nederlandse minister-president Joop den Uyl (PvdA), gouverneur Johan Ferrier en koningin Beatrix. Hiermee werd de officiële naam van het land de Republiek Suriname. Ferrier werd de eerste president van Suriname en Henck Arron de eerste premier. Hoewel veel Surinamers blij waren met de onafhankelijkheid, verhuisden veel Surinamers toch naar Nederland. In Nederland was het leven namelijk veel beter en nu hadden ze nog de kans: het zat eraan te komen dat nu Suriname een onafhankelijkheid land was, Surinamers hun Nederlandse staatsburgerschap zouden verliezen. Achteraf gezien was dit een goede keuze: in de jaren na de onafhankelijkheid was het chaos in Suriname. Na de bekendmaking van de uitslag van de verkiezingen van 1977, waaruit kwam dat regeringspartij NPS ondanks de ontevredenheid over haar regeertermijn de verkiezingen gewonnen had, werden president Ferrier en premier Arron beschuldigd van verkiezingsfraude. Veel Surinaamse burgers waren al ontevreden over de uittocht van hun landgenoten naar Nederland en door de vermeende verkiezingsfraude werd deze ontevredenheid alleen maar groter.

Dictatuur onder Bouterse

Bouterse als dictator van Suriname (1985)

Alle chaos liep in 1980 uit op een staatsgreep: sergeant Desi Bouterse pleegde een staatsgreep in Suriname en maakte van het land een militaire dictatuur. Alle politieke partijen werden verboden en Bouterse maakte van Suriname een eenpartijstaat: hij richtte zijn revolutionair-socialistische Revolutionaire Volkspartij (RVP) op en maakte van haar de enige toegestane partij. Tijdens de dictatuur van Bouterse probeerden drie andere sergeanten (Fred Omskerk, Wilfred Hawker en Surendre Rambocus) om een tegencoup te plegen, maar hun pogingen mislukten. Daarnaast probeerden ook gewapende marxisten-leninisten een staatsgreep te plegen, omdat zij de revolutionair-socialistische Bouterse te autoritair en niet links genoeg vonden.

Bouterse onderhield goede banden met het communistische bewind in Cuba en richtte ook naar Cubaans model zogeheten 'volksmilities' op: hierbij werd aan trouwe burgers wapens gegeven om op eigen houtje 'de revolutie te verdedigen' (oftewel om burgers die tegen de 'revolutie' waren te kunnen vermoorden). Door de Sergeantencoup ontstond er nog meer onrust in het land en op een gegeven moment brak er een burgeroorlog uit (de Binnenlandse Oorlog). Deze oorlog werd gestreden tussen het Junglecommando (een guerrillabeweging van Ronnie Brunswijk) en het nationale leger. Tijdens deze oorlog gaf Bouterse de opdracht om een aantal van zijn politieke rivalen te vermoorden. Deze moorden staan bekend als de Decembermoorden en werden in Fort Zeelandia gepleegd. Daarnaast is Bouterse verantwoordelijk voor de vele burgerslachtoffers die het leger onder zijn leiding maakte. Langzamerhand begon Bouterse de controle over het leger te verliezen. Om toch controle te kunnen houden over het leger, ging Bouterse onder de voorwaarde dat zijn macht over het leger via de wet geregeld werd, akkoord met de organisatie van verkiezingen in 1987. Bij het herstel van de democratie werd het parlementaire systeem ingewisseld voor een presidentieel systeem: niet meer de premier, maar de president zou nu meestal de leider van de grootste partij zijn. In plaats van een premier ontstond de post van vicepresident, die door de president aangewezen werd.

Omdat de Revolutionaire Volkspartij tijdens de dictatuur een slechte naam gekregen had, besloot Desi Bouterse de Nationale Democratische Partij (NDP) op te richten, maar dit voorkwam niet dat zijn linkse en nu democratisch socialistische partij genadeloos werd afgestraft en slechts 6% van de stemmen kreeg; de gematigd linkse middencoalitie van de VHP (sociaalliberaal), de NPS (sociaaldemocratisch) en KTPI won de verkiezingen met bijna 80% van de stemmen. Ramsewak Shankar werd gekozen tot president. Suriname kreeg hiermee de eerste president van de VHP – pas 33 jaar later in 2020 zou Chan Santokhi de tweede zijn – en daarmee ook de eerste Hindoestaanse president.

Telefooncoup

Jules Wijdenbosch, eerst vicepresident (1991) en later president (1996-2000) van Suriname

President Shankar zou op 11 december 1990 naar Nederland vertrekken om eerst een medische controle te ondergaan, waarop hij later een bezoek zou brengen aan minister-president Ruud Lubbers (CDA) en koningin Beatrix. Omdat legerleider Desi Bouterse het bij de onderhandelingen over de democratie voor elkaar had gekregen dat hij de aanvoerder van het leger mocht blijven en daarmee dus een prominente functie in Suriname vervulde, vloog hij in hetzelfde vliegtuig als Shankar mee naar Nederland. Op Schiphol aangekomen werd Bouterse afgeschermd om te voorkomen dat hij Surinamers in Nederland kon toespreken. Diezelfde dag werd in het NRC Handelsblad een foto afgedrukt waarop te zien was dat president Shankar voor de deur van het Torentje moest wachten. Bouterse maakte hiervan gebruik door op 22 december af te treden als legerleider, omdat hij vond dat niet kon dienen onder een president 'die geen trots en waardigheid heeft'. Hij stelde dat president Shankar een 'joker' (zowel een grappenmaker als zelf een grap) was en door niemand serieus genomen werd. In Suriname werd het feit dat Shankar voor de deur moest wachten als een blamage ervaren, zeker toen Surinaams dagblad De Ware Tijd op 21 december de foto had afgedrukt.

Op 24 december belde de legerleiding (nu onder leiding van waarnemend legerleider Ivan Graanoogst) naar de president om hem te melden dat zijn regering 'maar beter thuis kon blijven': hiermee had de legerleiding de president praktisch afgezet (vandaar de naam Telefooncoup). Op 27 december bekrachtigde het parlement het ontslag van de regering en werd Johan Kaag, een oude tegenstander van premier Henck Arron, ingesteld als president. In Nederland uitten regeringspartijen CDA en PvdA samen met oppositiepartij VVD hun ongenomen; het kabinet-Lubbers III besluit de ontwikkelingshulp aan Suriname stop te zetten.

Toen op 7 januari 1991 Jules Wijdenbosch, een vriend van Bouterse en lid van diens NDP werd benoemd tot vicepresident, was het voor veel mensen wel duidelijk dat Kaag een marionet was van Wijdenbosch, die op diens beurt weer door Bouterse werd aangestuurd: zo greep Bouterse opnieuw de macht.

Democratie

In de hoop met dit machtsvertoon met een grote meerderheid de verkiezingen te kunnen winnen, besloot de nieuwe regering om op 25 mei 1991 verkiezingen uit te schrijven. Dit kwam Bouterse achteraf duur te staan: een gematigde linkse middencoalitie van VHP, NPS, KTPI en de SPA won met 60% van de stemmen. Ronald Venetiaan (NPS) werd de nieuwe president en zou dit blijven tot en met 1996. De verkiezingen van 1996 werden wederom gewonnen door de gematigde linkse middencoalitie, maar de partijen verloren hun meerderheid in het parlement. De NDP, die als tweede was geëindigd, wist een linkse coalitie te smeden met andere oppositiepartijen, waardoor Wijdenbosch kon dienen als president. Wijdenbosch was zeer impopulair vanwege zijn wanbeleid dat had geleid tot hyperinflatie (alles werd in één klap een heel stuk duurder; de Surinaamse dollar was veel waarde verloren). De verkiezingen van 2000 werden gewonnen door Venetiaan (Venetiaan had zich opnieuw gekandideerd), die ook zijn herverkiezing in 2005 won.

De verkiezingen van 2010 en 2015 werden gewonnen door oud-dictator Desi Bouterse. Bouterse sprak veel kiezers aan, omdat hij zijn NDP had getransformeerd tot een van de weinige partijen die niet specifiek opgericht was voor mensen van mensen van een bepaalde culturele of religieuze afkomst. Daarnaast was hij een van de eerste presidenten die in plaats van het officiële Nederlands, veel toespraken in het Surinaams (Sranantongo) hield. Deze stijl sprak veel Surinaamse burgers aan. Aan Bouterses regering kwam in 2020 een einde: de verkiezingen werden door de gematigd linkse middencoalitie van VHP, NPS,ABOP en PL gewonnen. Waarschijnlijk verloor Bouterse de verkiezingen, omdat onder zijn regeringen de corruptie in Suriname hoogtij vierde en de werkloosheid en staatsschuld enorm toenamen. Daarnaast kreeg Suriname in het begin van 2020 wederom te maken met hyperinflatie. Deze hyperinflatie werd veroorzaakt door het economische wanbeleid van Bouterse. Op 16 juli 2020 werd Chan Santokhi van de Vooruitstrevende Hervormingspartij (VHP) benoemd tot president. Hiermee is hij in het 45-jarige bestaan van Suriname als onafhankelijke republiek, de tweede president van de VHP evenals de tweede Hindoestaanse president van het land. Santokhi heeft aangekondigd de corruptie hard te willen bestrijden, zodat overheidsgeld niet blijft verdwijnen. Ook wil hij de overheidsfinanciën op orde te brengen door te bezuinigen en de belastingen te verhogen.

Bevolking

Paramaribo, waar bijna de helft van alle Surinamers woont

Suriname heeft 573.311 inwoners. Het is een multicultureel land. Dat betekent dat er veel verschillende bevolkingsgroepen zijn:

  • 27,4% van de Surinamers is Hindoestaan. De Hindoestanen zijn rond 1880 (vanuit India naar Suriname gegaan om daar te werken.
  • 21,7% van de Surinamers is Marron. De Marrons stammen af van slaven, die door de Nederlanders vanaf de 16e eeuw vanuit West- Afrika naar Suriname zijn gebracht. De voorouders van de marrons wisten te ontsnappen van de plantages en vluchtten het oerwoud in.
  • 15,7% van de Surinamers is Creool. De creolen stammen af van slaven en/of Europeanen. (vanaf de 16e eeuw)
  • 13,7% van de Surinamers is Javaans. Zij zijn door de Nederlanders uit Nederlands-Indië naar Suriname gebracht om te werken. In 1873 naar Suriname gekomen. Julius Muller heeft hier een boek over geschreven in 1997.
  • 13,4% van de Surinamers is van gemengde afkomst.
  • 7,6% van de Surinamers hoort tot de groep overig, denk aan Joden. In de 17e eeuw kwamen Joodse mensen naar Suriname om daar te wonen, Chinezen (vanaf de 19e eeuw-1858) en Nederlanders (vanaf de 17e eeuw).

Er zijn ook veel verschillende geloven in Suriname. 48% is christelijk (25% protestants, 23% rooms-katholiek), 27% is hindoe en 19% is islamitisch. Overige religies zijn; Het Jodendom en de Winti-religie.

De belangrijkste taal en de enige officiële taal van Suriname is het Nederlands. Andere talen zijn het Surinaams (Sranantongo), het Surinaams Hindoestaans (Sarnami Hindustani) en het Javaans.

Geografie

Het Surinaamse regenwoud

Klimaat

Suriname heeft voor het grootste deel een tropisch regenwoudklimaat. De droogste maanden zijn in het algemeen september en oktober.

Kort samengevat kent Suriname vier seizoenen:

  • De kleine regentijd, de eerste helft van december tot de tweede helft van januari.
  • De kleine droge tijd, de tweede helft van januari tot de tweede helft van maart.
  • De grote regentijd, de tweede helft van maart tot de eerste helft van augustus.
  • De grote droge tijd, de tweede helft van augustus tot de eerste helft van december.

Natuur

Iets meer dan 90% van Suriname bestaat uit bossen. Daarmee is Suriname het beboste land van de wereld. Nergens vind je zoveel bossen als in Suriname! Het Surinaamse regenwoud trekt dan ook veel toeristen, vooral Nederlanders.

Er zijn drie gebergten Acaraigebergte, Grensgebergte en het Toemoek-Moemakgebergte. Bij het laatste gebergte bestaat ook een waterscheiding van de oceaan en de Amazone-rivier. Het gebergte in Midden-Suriname vormt een waterscheiding van grote rivieren.
De hoogste berg is de Julianatop, die is 1280 meter hoog.

In Suriname is een nationaal reservaat Voltzberg dat is een beschermd gebied. Alle reservaten zijn onbewoond. De tropische regenwouden in Suriname bedekken ongeveer 30% van het hele land.

Politiek

Overheid, regering en parlement

President Chan Santokhi

Suriname is een republiek. Het staatshoofd is de president. Dat is sinds 2020 Chan Santokhi. Daarvoor was hij commissaris van politie van het Korps Politie Suriname. Als hoofdcommissaris leidde hij het onderzoek naar de Decembermoorden van oud-dictator en oud-president Desi Bouterse (Bouterse wordt ervan beschuldigd dat hij zijn politieke tegenstanders tijdens zijn dictatuur heeft vermoord). Nederland wil Bouterse ook oppakken vanwege drugssmokkel. Onder de regering van Bouterse (2010-2020) verslechterden de banden tussen Suriname en Nederland dan ook. Santokhi wordt in zijn werk bijgestaan door vicepresident Ronnie Brunswijk van de ABOP. Brunswijk was de commandant van het Junglecommando, een guerrillabeweging die tijdens de burgeroorlog in Suriname in gevecht was met de troepen van toen nog dictator Bouterse. In Nederland wordt Brunswijk verdacht van drugssmokkel. Met de verkiezing van Santokhi hebben zowel de Surinaamse regering als partijen in de Tweede Kamer aangegeven de banden weer aan te willen halen.

Elke vijf jaar kiezen de Surinamers het parlement: De Nationale Assemblée (afgekort DNA). Er zijn 51 zetels te verdelen. De voorzitter van het parlement is Martinus Bee van de ABOP. Hij wordt geholpen door vicevoorzitter Dew Sharman (VHP). De grootste partij in De Nationale Assemblée is met 20 zetels regeringspartij VHP. De grootste oppositiepartij is met 16 zetels de NDP, de partij van oud-president Bouterse.

De hoofdstad van Suriname is Paramaribo, wat ook veruit de grootste stad van het land is. Hier staan ook alle overheidgebouwen:

Bestuurlijke indeling

Suriname is onderverdeeld in tien districten. Deze districten zijn weer onderverdeeld in ressorten. Wat een ressort precies is, verschilt per district. In Paramaribo zijn ressorten eerder wijken, terwijl in de andere districten het eerder gemeentes zijn. Suriname heeft 62 ressorten. Hier staan de tien districten:

District Hoofdstad Oppervlakte Bevolking (2012 ) Kaart
1 Brokopondo Brokopondo 7.364 km² 15.909 Suriname districts numbered.png
2 Commewijne Nieuw-Amsterdam 2.353 km² 31.420
3 Coronie Totness 3.902 km² 3.391
4 Marowijne Albina 4.627 km² 18.294
5 Nickerie Nieuw-Nickerie 5.353 km² 34.233
6 Para Onverwacht 5.393 km² 24.700
7 Paramaribo Paramaribo 182 km² 240.924
8 Saramacca Groningen 3.636 km² 17.480
9 Sipaliwini geen 130.567 km² 37.065
10 Wanica Lelydorp 443 km² 118.222

Voedsel

Roti is waarschijnlijk het bekendste Surinaamse gerecht. Ook in Nederland is het populair

Roti een pannenkoek gemaakt van bloem, gist, olie en water en gevuld met een mix van gekookte gele spilterwten, ui, knoflook en kruiden. De roti word gegeten met kerrie aardappeltjes, kouseband (een lange peul), met of zonder kerrie vlees, kerrie ei en kerriesaus. In de Surinaamse keuken houden ze veel van samengestelde gerechten, zoals moksi-alesie. Ook maken ze veel eenpansgerechten.

In Suriname eet men informeel, de Surinamers eten namelijk niet altijd op een vaste tijd. Men eet wanneer men iets lust of wanneer men trek heeft. Wel eet men ten minste twee keer per dag een warme maaltijd, namelijk tijdens de lunch en tijdens het avondeten. Soms wordt er ook wel wat warms als ontbijt gegeten. De rest van de dag eet men allerlei hapjes tussendoor.

In veel Surinaamse gerechten zit rijst. Pikante Surinaamse gerechten worden gecombineerd met onder andere: pinda satésaus,zuurgoed en gebakken banaan.

Vlees en vis worden altijd extra doorbakken; rauw of halfrauw vis en/of vlees zijn absoluut taboe. De Madam Jeanette peper is de lievelingspeper vanwege de pittige smaak en de lekkere geur. Er wordt altijd extra gekookt voor eventuele onverwachte gasten, de meeste Surinamers zijn namelijk zeer gastvrij.

Bij Surinaams eten denken mensen vaak aan Roti, bruine bonen en pastei. Maar er is veel meer, zoals telo; gebakken cassave en word gegeten met bakkeljauw, trie (gezouten en in olie gebakken ansjovis) of een andere gebakken vis. Ook pom is een bekend gerecht. Pom is een Surinaams- Joods ovengerecht gemaakt van tayer, en een vulling van vlees en kruiden. De naam pom komt van het Franse woord pomme, wat aardappel betekent. Vroeger gebruikten Joodse mensen voor dit gerecht aardappel. Omdat aardappel van nature niet groeit in warme subtropisch gebieden is gekozen voor tayer of (pom)tajer. Tayer groeide namelijk wel in het warme Suriname. De Surinaamse keuken is een mix van gerechten uit verschillende landen. De Surinaamse keuken is daarom zeer uitgebreid, aangezien de Surinaamse bevolking afkomstig is uit een groot aantal landen; de Surinaamse keuken is daardoor een combinatie van een groot aantal internationale keukens , zoals de Hindoestaanse (India), de Creoolse (Afrika), de Javaanse (Indonesië), de Chinese (China), de Hollandse (Nederland), de Joodse (Israël), de Portugese (Portugal) en de Indiaanse (India).

De Surinaamse vlag

Nationale symbolen

Vlag

Het rood symboliseert de vooruitgang en de strijd voor een beter bestaan; het wit staat voor vrijheid en gerechtigheid en de kleur groen staat symbool voor de vruchtbaarheid van het land. De ster symboliseert de hoop op een "gouden" toekomst.

Volkslied

Fout in widget Youtube: unable to write file /usr/share/mediawiki/extensions/Widgets/compiled_templates/wrt6621efc5ac1c96_38208558

Het volkslied van Suriname is God zij met ons Suriname. Er zijn twee coupletten. Het eerste couplet is in het Nederlands en het tweede in het Sranantongo.

Nederlands Sranantongo
God zij met ons Suriname
Hij verheff’ ons heerlijk land
Hoe wij hier ook samen kwamen
Aan zijn grond zijn wij verpand
Werkend houden w’ in gedachten
Recht en waarheid maken vrij
Al wat goed is te betrachten
Dat geeft aan ons land waardij.
Sta op, landgenoten staat op
De Surinaamse grond roept u
Waar onze voorouders ook vandaan kwamen
Wij moeten het land opbouwen.
Strijd moet worden geleverd,
wij zullen zonder angst zijn
God is onze leidsman.
Heel ons leven, tot de dood
Zullen wij strijden voor Suriname.
Gado de nanga unu Sranan
A kweki unu switi gron
Sofasi wi doro makandra dya
Wi sa panti na disi doti
Wi o wroko abi ini endesei
Wèt nanga tru meki un fri
Ala den bun de warti
Dati gi warti na kondre bun.
Opo, kondreman un' opo
Sranangron e kari un'
Wans' ope tata komopo
Wi mu' seti kondre bun.
Strey de f' strey,
wi no sa frede
Gado de wi fesiman.
Eri libi, te na dede
Wi sa feti gi Sranan.

Fotogalerij


Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Suriname&oldid=670131"