Gevlekte gladde haai
| Gevlekte gladde haai Mustelus asterias | |||
|---|---|---|---|
|
| |||
| Gevoelig | |||
| Leefgebied | Noordoosten van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, Zuidelijke Noordzee (bij Zeeland) | ||
| Leefomgeving | kustwateren | ||
| Behoort tot de | Kraakbeenachtige vissen (Chondrichthyes), zoutwatervissen, Vissen | ||
|
| |||
| |||
De gevlekte gladde haai of gevlekte toonhaai (Mustelus asterias) is een jachthaai uit de familie Triakidae en behoort tot de orde van haaien, roggen, vleten en zaagvissen (Elasmobranchii). Het wordt gevonden op het zogeheten continentale plat (aflopende deel van kust naar diepzee) van de noordoostelijke Atlantische Oceaan, tussen breedtegraden 61 en 16 ° N, vanaf het wateroppervlak tot een diepte van 200 m.
Beschrijving
De gevlekte gladde haai groeit tot een lengte van ongeveer 140 cm. Het is grijs of grijsbruin van kleur met een verstrooiing van kleine witte vlekken op de rug en wit op de buik. Het is een lange, magere vis met een enigszins afgeronde snuit en rijen ondiep uitstekende tanden. De twee rugvinnen hebben dezelfde vorm, maar de achterste is iets kleiner dan de voorste. Een inkeping komt voor in de bovenste lob van de staartvin en de onderste lob is van gemiddelde grootte.
Deze soort jachthaai komt voor in de oostelijke Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van Zuid-Noorwegen, Schotland en de Noordzee in zuidelijke richting tot Algerije, Marokko en de Westelijke Sahara. Het wordt gevonden in de hele Middellandse Zee, maar niet in de Zwarte Zee. Hij wordt gevonden rond eilanden tot een diepte van ten minste 200 m en geeft de voorkeur aan plaatsen met een zeebodem van zand of grind. Wordt zo nu en dan waargenomen langs de Nederlandse kust bij de Waddeneilanden en bij Zeeland.
Het voedt zich meestal met schaaldieren, zoals krabben, kreeften, pantoffelkreeften en weekdieren.
Het is een vis, die zijn leerachtige eieren in zijn eileider vasthoudt, waar de jongen worden gevoed door het eigeel en de afscheidingen van de eileider. Er zitten zeven tot vijftien jongen bij elkaar en ze zijn bij de geboorte ongeveer 30 cm lang.