Gezegde (taalkundig): verschil tussen versies
(nieuw) |
k (→top: HTML corrections, replaced: <BR> → <br />) |
||
(4 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | Het '''gezegde''' is het deel van een zin, dat zegt welke handeling het [[onderwerp]] verricht of ondergaat. | + | Het '''gezegde''' is het deel van een zin, dat zegt welke handeling het [[Onderwerp (taalkundig)|onderwerp]] verricht of ondergaat. |
− | Ik ''heb'' de hond al ''uitgelaten''.< | + | Ik ''heb'' de hond al ''uitgelaten''.<br /> |
Hij ''zal'' er nog wel voor ''gestraft worden''. | Hij ''zal'' er nog wel voor ''gestraft worden''. | ||
Een '''werkwoordelijk gezegde''' bestaat uit de [[persoonsvorm]] alleen, of uit de persoonsvorm met één of meer andere werkwoorden. In bovenstaande zinnen is "heb uitgelaten" en "zal gestraft worden" het werkwoordelijk gezegde. | Een '''werkwoordelijk gezegde''' bestaat uit de [[persoonsvorm]] alleen, of uit de persoonsvorm met één of meer andere werkwoorden. In bovenstaande zinnen is "heb uitgelaten" en "zal gestraft worden" het werkwoordelijk gezegde. | ||
− | Een '''naamwoordelijk gezegde''' bestaat uit de persoonsvorm (met of zonder andere werkwoorden) en een [[zelfstandig naamwoord|zelfstandig]] of [[bijvoeglijk naamwoord]]. In dat geval wordt de persoonsvorm gevormd door een van de volgende | + | Een '''naamwoordelijk gezegde''' bestaat uit de persoonsvorm (met of zonder andere werkwoorden) en een [[zelfstandig naamwoord|zelfstandig]] of [[bijvoeglijk naamwoord]]. In dat geval wordt de persoonsvorm gevormd door een van de volgende [[koppelwerkwoord]]en: |
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. | zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. | ||
Regel 12: | Regel 12: | ||
In "Henk is ziek" is "is ziek" het naamwoordelijk gezegde. Is heet het werkwoordelijk deel en ziek het naamwoordelijk deel. In "Dat verhaal komt mij bekend voor" is "komt bekend voor" het naamwoordelijk gezegde. Komt voor is het werkwoordelijk deel en bekend het naamwoordelijk deel. | In "Henk is ziek" is "is ziek" het naamwoordelijk gezegde. Is heet het werkwoordelijk deel en ziek het naamwoordelijk deel. In "Dat verhaal komt mij bekend voor" is "komt bekend voor" het naamwoordelijk gezegde. Komt voor is het werkwoordelijk deel en bekend het naamwoordelijk deel. | ||
− | [[Categorie: | + | [[Categorie:Grammatica]] |
Huidige versie van 8 jan 2021 om 23:06
Het gezegde is het deel van een zin, dat zegt welke handeling het onderwerp verricht of ondergaat.
Ik heb de hond al uitgelaten.
Hij zal er nog wel voor gestraft worden.
Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm alleen, of uit de persoonsvorm met één of meer andere werkwoorden. In bovenstaande zinnen is "heb uitgelaten" en "zal gestraft worden" het werkwoordelijk gezegde.
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm (met of zonder andere werkwoorden) en een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord. In dat geval wordt de persoonsvorm gevormd door een van de volgende koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
In "Henk is ziek" is "is ziek" het naamwoordelijk gezegde. Is heet het werkwoordelijk deel en ziek het naamwoordelijk deel. In "Dat verhaal komt mij bekend voor" is "komt bekend voor" het naamwoordelijk gezegde. Komt voor is het werkwoordelijk deel en bekend het naamwoordelijk deel.