Vliegende vogels: verschil tussen versies

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 1: Regel 1:
 +
{{Pabo}}
 +
 
== Vogels ==
 
== Vogels ==
 
[[Bestand:Bird anatomy nl.jpg|miniatuur|175x175px|Anatomie vogel]]
 
[[Bestand:Bird anatomy nl.jpg|miniatuur|175x175px|Anatomie vogel]]
Regel 42: Regel 44:
 
Om effectief te kunnen vliegen moeten veren glad en gestroomlijnd zijn. De vliegspieren trekken de vleugels naar voren en beneden en naar boven en naar achteren. De slag omlaag kost meer energie en levert opwaartse kracht, de slag omhoog kost minder moeite.  
 
Om effectief te kunnen vliegen moeten veren glad en gestroomlijnd zijn. De vliegspieren trekken de vleugels naar voren en beneden en naar boven en naar achteren. De slag omlaag kost meer energie en levert opwaartse kracht, de slag omhoog kost minder moeite.  
  
[[Bestand:Flying bird 2.jpg|miniatuur|135x135px|Vogel vangt lucht op om te gaan vliegen]]
+
Vogel vangt lucht op om te gaan vliegen

Versie van 1 nov 2018 15:18

Stap6.gifDit artikel is (gedeeltelijk) geschreven door Pabo-studenten van de MarnixAcademie en blijft in ieder geval staan tot de beoordeling is gegeven.Nuvola apps kwrite.png

Vogels

Anatomie vogel

Vogels horen onder de gewervelde dieren. Dat houdt in dat deze dieren een wervelkolom en een inwendig skelet hebben, dit geeft het lichaam vorm en stevigheid. De kenmerken van vogels zijn:

  • Vogels leggen eieren, hun eieren hebben een kalkschaal die beschermt tegen uitdroging;
  • Ze hebben een verenkleed en vleugels;
  • Hun lichaamstemperatuur is constant en ze zijn daarmee warmbloedig;
  • Ze hebben longen;
  • Ze hebben een lichte snavel.

Vliegpatronen

Vogels kunnen hoger, sneller en verder vliegen dan enig ander dier. Ze vliegen om voedsel te zoeken, indringers te verjagen, territoria te verdedigen, te baltsen, nestplaatsen en materialen te vinden, roofdieren of mensen te ontwijken en naar Habitats (leefgebied) te trekken. 

Skeletten en botten

skelet vogel

Vogels hebben minder botten dan reptielen en zoogdieren en zijn daardoor goed bestand tegen de krachten die vrijkomen bij het vliegen. Vogels hebben speciale lichte botten die zijn vergroeid en versterkt zodat het skelet zowel zeer verfijnd als zeer sterk is. Het vogelskelet is opgebouwd uit bot, kraakbeen, gewrichten, pezen en bindweefsel, en ondersteunt het vogellijf. Een vogelskelet bestaat uit twee delen:

  • het as-skelet, bestaand uit de schedel, nek, romp en staart;
  • het appendiculair skelet, bestaand uit het borstbeen, de schoudergordel met de vleugelbeenderen, en de bekengordel met de pootbeenderen.

Holle botten, een lichte schedel, een beperkt aantal botten in de ruggengraat en een tandeloze snavel dragen bij aan een lager gewicht.  De vergroeiing van de botten en de extra stukken in de holle botten maken het skelet sterker. Een vogel heeft vliegspieren in zijn vleugels, deze spieren maakt vliegen mogelijk. De grote vliegspieren zitten vast aan de kam van het borstbeen. De vleugelbeenderen zijn aangepast zodat de vleugel tijdens de vlucht weinig meer doet en alleen maar hoeft te slaan. De wervels in de staart zijn vergroeid en vormen het staartbeen, waarmee de vogel de staartveren beweegt zodat hij kan bewegen. Om te vliegen hebben vogels veel voedsel en zuurstof nodig en moeten ze de spieren voorzien van brandstof. Omdat vliegspieren veel zuurstof nodig hebben, slaat een vogelhart veel sneller dan dat van de meeste zoogdieren. De hartslag varieert van 70 slagen per minuut (struisvogels) tot 615 slagen per minuut (kolibries) . Hoe groter de vogel is, hoe lichter het hart is in verhouding tot zijn totaalgewicht.

Luchtzakken

Vogels zijn de enige dieren met een systeem van luchtzakken die het longoppervlak vergroten. Sommige ervan lopen door tot in de botten waardoor die lichter worden. Met dit vergrote longoppervlak kan de vogel meer zuurstof opnemen, maar is hij ook kwetsbaar voor giftige dampen.

Veren

Veren bestaan uit keratine en bedekken doorgaans het hele vogellijf. Veren beschermen de vogel tegen de warmte en kou, leveren kleur voor de balts (voortplanting) of camoufleren ze als bescherming, en zorgen ervoor dat ze kunnen vliegen.

rechts onderaan zie je de bouw van de vleugels

Vleugels en vlucht

Vogelvleugels variëren wat betreft formaat en vorm. Vogels die lange afstanden afleggen hebben lange, dunne vleugels. Vogels die door dicht struikgewas moeten komen  hebben korte, ronde vleugels. De vorm beïnvloedt hoe een vogel vliegt en bepaalt de hoeveelheid opwaartse kracht (omhoog gerichte kracht) en weerstand (tegen kracht van de lucht) die de vleugel creëert als hij door de lucht beweegt. De vleugel bestaat uit drie delen: de bovenarm, de onderarm en de hand. De boven en onderarm van vogels zijn verlengd om ruimte te bieden aan de vliegveren en de vliegspieren. De verhouding van het vleugeloppervlak tot het lichaamsgewicht van de vogel, of te wel het draagvermogen, beïnvloedt het vliegvermogen. Omdat vogelvleugels van boven sterker gebogen zijn dan van onder moet de lucht sneller bovenlangs stromen als de vogel vliegt, hierdoor ontstaat lage druk boven de vleugel, en die veroorzaakt stuwkracht (kracht om vooruit te komen met het vliegen), het principe van Bernoulli.  Eigenlijk zijn de vleugels van een vogel te vergelijken met de vleugels van een vliegtuig. Dit werkt eigenlijk hetzelfde.

Glijvlucht en slagvlucht

Er zijn twee vliegwijzen:

  • de glijvlucht;
  • de slagvlucht.
het zweven in de lucht
het zweven in de lucht

Gieren, albatrossen en andere vogels gebruiken bij hun glijdende vlucht opwaartse kracht (kracht omhoog) om de zwaartekracht (kracht naar beneden) op te heffen. Ze maken gebruik van minimale stuwkracht om de negatieve effecten van weerstand teniet te doen. Als vogels niet met hun vleugels slaan, verliezen ze geleidelijk hoogte, maar ze kunnen hun afdaling vertragen door gebruik te maken van opwaartse lucht. Zwevende vogels, zoals gieren, haviken en adelaars, maken gebruik van warme stijgende lucht. Ze cirkelen omhoog in een kolom warme lucht en glijden dan naar de onderkant van de volgende warmtebel. Andere zwevende vogels, zoals stormvogels, maken gebruik van lagen met verschillende windsnelheden net boven het water. Bij slagvlucht wordt juist stuwkracht( vooruitwaartse kracht) toegevoegd aan de passieve opwaartse kracht. Elke vliegveer dient als vleugel. Sommige vogels slaan continu met hun vleugels om op koers te blijven, andere vouwen ze af en toe kort samen om energie te besparen en vliegen golvend.

Staartfuncties

Vogels gebruiken hun staartveren om tijdens de vlucht te sturen en remmen. De meeste vogels hebben 12 staartveren. De staart levert stuwkracht en zorgt ervoor dat vogels beter kunnen heen en weer bewegen. Lange staarten, die stuwkracht leveren, zijn nuttig voor bepaalde soorten die vliegend op hun prooi jagen.

Vliegaanpassingen

Om effectief te kunnen vliegen moeten veren glad en gestroomlijnd zijn. De vliegspieren trekken de vleugels naar voren en beneden en naar boven en naar achteren. De slag omlaag kost meer energie en levert opwaartse kracht, de slag omhoog kost minder moeite.  

Vogel vangt lucht op om te gaan vliegen

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Vliegende_vogels&oldid=530169"