Evengoed
Evengoed is toch, desondanks ("Nu had die ondeugende jongen wel gezegd dat Sint Nicolaas niet echt bestond, maar hij zette evengoed op Sinterklaasavond wel zijn schoen onder de schoorsteen").
Evengoed is toch, desondanks ("Nu had die ondeugende jongen wel gezegd dat Sint Nicolaas niet echt bestond, maar hij zette evengoed op Sinterklaasavond wel zijn schoen onder de schoorsteen").