Brengen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
De vissers brengen hun vissen aan de kant. (de wal)
WERKWOORD | ||
Persoon | Tegenwoordige tijd / Tijd van nu | Tijd van toen / verleden tijd |
Ik | breng | bracht |
Jij / U | brengt | bracht |
Hij /Zij / Het | berngt | bracht |
Wij | brengen | brachten |
Jullie | brengen | brachten |
Zij | brengen | bracht |
Voltooid deelwoord | ('t Fokschaak) | gebracht |
Zwakke werkwoorden 't fokschaap + x - Laatste stamletter in 't kofschipx: -te(n) - Laatste stamletter niet in 't kofschip: -de(n) '-ven en -zen krijgen altijd -de(n) Ik ren de , ik beantwoord de , wij ren den