Bloedlichaam
Bloed bestaat uit bloedplasma, een waterige vloeistof, met daarin een hele boel bloedplaatjes. Er zijn drie soorten bloedplaatjes: de rode bloedplaatjes, de witte bloedcellen en de bloedplaatjes.
De rode bloedcellen
Een synoniem voor rood bloedcel is erytocyt. Een rood bloedplaatje is cilindervormig met een binoclaaf (een indeuking aan beide zijden). Erytocyten zijn kernloos, ze bevatten dus geen kern. De doorsnede ervan bedraagt 4 tot 7 µm. Elke kubieke centimeter bloed bevat ongeveer 5 miljoen rode bloedcellen. Zoals de naam al doet vermoeden zijn erytocieten rood. Deze kleur is afkomstig van de stof die in de rode bloedlichaampjes zit; hemoglobine. De functie van hemoglobine is niet enkel de rode kleur aan de erytocieten geven, een veel belangrijke functie ervan is zuurstoftransport. Wanneer het bloed door de longaders vloeit zal zuurstof zich binden aan hemoglobine. Vervolgens beland het bloed in de organen, daar zal hemoglobine de zuurstof weer afgeven.
Witte bloedcellen
witte bloedcellen worden ook wel eens leukocyten genoemd. Leukocyten zijn een stuk groter dan rode bloedcellen en ze bevatten wel een kern. De witte bloedcellen kunnen we onderverdelen in verschillende groepen:
- Granulacyten
- Agranulocyten
Witte bloedcellen zijn vooral belangrijk voor de werking van het immuunsysteem.
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes of trombocyten zijn de kleinste bloedlichaampjes. Ze hebben een doorsnede van slechts 2 tot 3 µm. Ze zijn wel heel talrijk aanwezig in het bloed, elke kubieke millimeter bloed bevat zo'n 250 000 bloedplaatjes. Bloedplaatjes bevatten fibrinogeen, een stof die zeer belangrijk is bij de bloedstolling.
Afbeelding
Op deze afbeelding zie je links een rode bloedcel of erytocyt, in het midden ligt een bloedplaatje of trombocyt en rechts een witte bloedcel of leukocyt.
