Domesticatie
Domesticatie is simpel gezegd het tam of mak maken van plant en dier ten behoeve van de mens. Tam is het tegenovergestelde van wild. Zo werden wilde granen door de vroege mens eerst verzameld (jager-verzamelaars), maar op een gegeven moment moet men ontdekt hebben dat je de zaden ervan kon gebruiken om zelf graan te kweken en te laten opgroeien. Dat gebeurde natuurlijk ook met andere planten die eetbaar waren. De domesticatie van planten begon minstens 12.000 jaar geleden met granen in het Midden-Oosten en de flespompoen in Azië. De flespompoen werd niet alleen voor het vruchtvlees gebruikt, maar ook als een soort vat (fles) waarin je water kunt bewaren. Heel veel later ging men planten ook domesticeren om er tuinen mee aan te kunnen leggen en te hebben als kamerplanten. Dus meer een sierfunctie.
De volgende stap was dat de vroege mens dit selectief ging doen. Dus de planten uitzoeken op eigenschappen en hiermee verder gaan kweken. Datzelfde gebeurde ook bij dieren. De hond was het eerste dier dat gedomesticeerd werd (zo'n 15.000 jaar geleden. De hond was afkomstig van de wolf, waarbij er sprake was van een genetische verandering bij de wolf. Dit gebeurde vóór het einde van het late Pleistoceen. De hond was toen vooral een 'maatje' bij de jacht. Wellicht diende het ook als waakhond. Je ziet dat hond en mens voordelen hebben van elkaar.
In het Neolithicum krijg je de overgang van jager-verzamelaars naar landbouwers en veehouders. Het domesticeren van geiten, schapen en varkens begint dan. Men hoefde niet meer achter de wilde dieren aan door ze te bejagen, maar men kon ze 'thuis' houden en gebruik maken van dierlijke producten als melk en wol.
De last- en trekdieren werden later gedomesticeerd, zoals de kameelachtigen, paarden en ezels. Die hielpen dus bij het vervoer en het trekken van de ploeg en dergelijke. Dit gebeurt ongeveer in dezelfde periode als de uitvinding van het wiel. Ook vogels werden op een gegeven moment gedomesticeerd. Denk aan kippen en kalkoenen. Handig voor de eieren en het vlees. Zelfs bijen en andere insecten werden door de mens gedomesticeerd bijvoorbeeld voor de honing of de zijde van de zijderups.
Na verloop van tijd werden dieren niet alleen gedomesticeerd als hulpdier of als leverancier van vlees, huid, vacht en dergelijke, maar ook als gezelschapsdier.
Domesticatie betekent zoiets als "behorend bij het huis" (huisdier). Gedomesticeerde dieren hebben mensen van middelen voorzien die ze voorspelbaarder en veiliger kunnen controleren, verplaatsen en herverdelen. Een tam dier, kun je makkelijker benaderen dan een wild dier.
Waarom de mens is overgegaan op het domesticeren van plant en dier heeft te maken gehad met de klimaat- en milieuveranderingen die toen plaatsvonden. Na de piek van de laatste ijstijd, ongeveer 21.000 jaar geleden, was men genoodzaakt om op een andere manier aan voedsel te komen dan door jagen en verzamelen.