Klimaatfactor
De Klimaatfactoren zijn factoren die bepalen hoe warm of koud het is.
Het klimaat is het weer van een bepaald gebied over een langere periode (30 jaar) genomen. Het klimaat is dus altijd een gemiddelde. Soms praten mensen ook over het klimaat binnen gebouwen zoals op kantoren en in kassen. Binnen kunnen mensen het klimaat regelen door het gebruik van bijvoorbeeld airco, verwarming, ventilatie, luchtbevochtigers enz. Buiten kunnen we het klimaat niet regelen. Het klimaat heeft met een aantal factoren te maken.
Buiten wordt het klimaat grotendeels bepaald door de zon. Sommige gebieden die altijd dichtbij de zon zitten hebben een warm droog klimaat. Deze gebieden zitten dichtbij de evenaar. Dat is een denkbeeldige lijn die over het midden van de aarde loopt, daar is de zonnewarmte het hoogst. De regel luidt: hoe dichter bij de evenaar, hoe warmer en hoe verder daarvandaan hoe kouder. Dit temperatuurverschil komt door de bolling van de aarde en de stand van de aarde ten opzichte van de zon. Maar zo heb je gebieden die weinig zon krijgen (de polen), die hebben een koud klimaat. Elk gebied heeft zijn eigen klimaat.
Ook landschap is bepalend voor het klimaat. Zo is het hoog in de bergen kouder dan op laag land. De wind heeft veel invloed op de temperatuur. Als je nu denkt aan een hoge berg, kun je je wel voorstellen dat bergtoppen de wind, en dus ook de warme en koude lucht, hinderen. De wind heeft geen vrije doorgang. Een gebergte is dan eigenlijk een soort muur die de stroming van warme of koude lucht kan tegenhouden. Zo kan aan de ene kant van de berg de zon schijnen, terwijl het aan de andere kant regent.
En ook grote wateroppervlakten zoals zeeën zorgen voor een gematigd klimaat Ook in Nederland merken we de invloed van de zee op ons klimaat. De luchtaanvoer over water heeft namelijk een ‘matigende’ invloed. In de zomer is de zee relatief koud ten opzichte van de lucht. De lucht boven zee wordt hierdoor afgekoeld. Als er in de zomer wind van zee komt, brengt dit dus verkoeling en het is daardoor aan de kust wat frisser dan in het binnenland. In de winter gebeurt het tegenovergestelde. De zee is dan relatief warm ten opzichte van de lucht (de zee is namelijk gedurende de hele zomer opgewarmd) en de lucht boven de zee wordt daardoor ook iets warmer. Door wind van zee, is het in de winter in kustgebieden daarom vaak wat minder koud dan verder van de kust vandaan, waar de invloed van de zee minder is.
Grote uitgestrekte bossen zorgen ervoor dat de luchtvochtiger is en dat de tempratuur lager is.
Het klimaat heeft ook invloed op het landschap en op het leven van de mensen en dieren daar. De kleding en de huizen zijn anders, maar ook de landbouw.
De klimaten zijn niet zo maar bedacht. Een wetenschapper; meneer Köppen heeft een klimaatindeling gemaakt. Hij heeft de aarde in klimaatzones gedeeld. Hij heeft met andere wetenschappers en meteorologen afspraken gemaakt over die klimaatzones, bijvoorbeeld hoeveel neerslag er mag vallen, welke temperatuur, hoeveelheid bewolking er mag zijn en wat voor een luchtvochtigheid er mag zijn om als gebied bij een bepaalde zone te mogen horen. Al deze dingen kan je meten en daarom weten welke gebied bij welke klimaatzone hoort.