Tjalk

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Tjalk

De tjalk is een zeilend vrachtschip voor de binnenwateren en kent vele uitvoeringen. De naam tsjalk werd in de 17e eeuw voor het eerst gebruikt om te verwijzen naar platbodems met een ronde boeg (bolkop).

De romp is lang en smal en heeft dus een ronde boeg, maar ook een ronde achtersteven. Ze hebben meestal één mast, waarin vroeger alleen een fok werd gehesen. De zwaarden aan beide kanten moesten het afdrijven verminderen. Ze werden gebouwd in hout maar ook in ijzer en nog later in staal. Later werden ze ook aangedreven door een motor.

Veel van deze schepen zijn verdwenen of veranderd in een woonboot. Soms worden deze terug gerestaureerd tot een pleziervaartuig of charterschip van de bruine vloot.

Soorten en typen

  • Beurttjalk: Een tjalk in gebruik voor de beurtvaart, wat inhoudt dat het schip volgens een vaste dienstregeling tussen twee of meer plaatsen voer.
  • Boltjalk: Een lichte, in ijzer gebouwde tjalk, met een ronde kop (geen zichtbare stevens) in plaats van ronde boegen. Boltjalken werden vooral rond Groningen gebruikt.
  • Dektjalk: Een tjalk zonder roef of paviljoen (kajuit of stuurhut). Het woongedeelte was onderdeks. Deze tjalken werden hoofdzakelijk in de noordelijke provincies gebouwd. Daardoor hebben de meeste dektjalken een Groninger of Friese bouwwijze.
  • Friese tjalk: Tjalk, meestal tussen de 80 en 140 ton voor de algemene vaart (kanalen, rivieren, Zuiderzee, Wadden en de Zeeuwse stromen). Wat sierlijker gebouwd dan meeste Groninger tjalken. (Alhoewel het regelmatig gebeurt, is het fout om een skûtsje een Friese tjalk te noemen.)
  • Groninger tjalk: Een tjalk met als kenmerk de brede huidgangen, zowel in staal als de houten uitvoeringen. De huidgangen kwamen wel in een hoek tegen de stevens, maar die hoek was kleiner dan bij de Friese tjalken. Ze werden gebouwd voor de vaart in de Veenkoloniën, waren smal en hadden weinig diepgang vergeleken met andere tjalken. De ijzeren tjalken die werden gebouwd voor de Wadden- en Sontvaart waren veel groter en forser, 80 tot 140 ton.
  • Hektjalk, ook wel staatsietjalk genoemd: Een oud type tjalk waarbij het boeisel achter boven de berghouten omhoog doorloopt en een driehoek vormt (het hennengat) waardoor het helmhout loopt.
  • Hollandse tjalk: Deze voornamelijk te Woubrugge gebouwde tjalk heeft net als de Friese tjalk smalle huidgangen die in een kleine hoek bij de stevens samenkomen. De berghouten komen horizontaal tegen de stevens en geven dit type zijn eigen aanzicht.
  • IJsseltjalk: Een variatie op de paviljoentjalk. Zoals de naam al doet vermoeden, werden IJsseltjalken vooral rond de Hollandse IJssel gebouwd en gebruikt. IJsseltjalken waren betrekkelijk brede schepen met lage kruiplijn. Ze werden vooral gebruikt voor zand- en grindvervoer bij de baggerwerken op de IJssel. De laatste IJsseltjalk, de Maartje Neeltje, werd in 1916 in Capelle aan den IJssel gebouwd.
  • Koftjalk: Een in Groningen gebouwde tjalk voor de Wadden- en Sontvaart, die echter een scherp (S-vormig) achter onderwaterschip had en een smallere en hogere kielplank. Kenmerkend is ook de voorsteven die als een schoenersteven naar voren uitgebouwd is en waarop de boegspriet rust.
  • Oostzeetjalk:
  • Paviljoentjalk: Een tjalk met een verhoogd achterdek waaronder zich de schipperswoning bevond. Over dit achterdek strekt de opvallend lange helmstok. Deze schepen werden voornamelijk in Zuid-Holland gebouwd.
  • Skûte: Friese tjalkachtige, die qua uitvoering tussen de Friese tjalk en het skûtsje valt.
  • Skûtsje: In Friesland gebouwde tjalk met een maximumlengte van 20 meter, bestemd voor zeilend vrachtvervoer op het binnenwater.
  • Zuid-Hollandse tjalk: Zie Hollandse tjalk.

Skûtsje

Skûtsje

Een Skûtsje is een houten of stalen binnenschip dat ooit is gebouwd om vracht over het water in Friesland te vervoeren. Afhankelijk van het seizoen werden meestal mest, terpaarde, aardappelen en andere bulkgoederen geladen. De schipper en zijn gezin woonden meestal aan boord van de boot.

Skútsjes zijn gebouwd vanaf de 18e eeuw tot ongeveer 1930. De lengte was 12 tot 20 m. De breedte was gerelateerd aan de afmetingen van bruggen en sluizen in het vaargebied en was 3,5 m breed, maximaal een meter of vier. De boten zijn gebouwd om te zeilen en hadden oorspronkelijk geen motor. In de 20e eeuw, in de jaren twintig en dertig, kregen ook de skûtsjes hulpmotoren, maar pas na de Tweede Wereldoorlog werden de zeilen vervangen door motoren. De Skûtsjes verdwenen als vrachtschepen uit het water toen de motorschepen, die honderden tonnen vracht konden vervoeren, hun rol overnamen. Veel boten werden later omgebouwd tot woonboten.

Een Skûtsje verschilt van andere tjalken doordat hij:

  • gebouwd is in Friesland,
  • niet langer is dan 20 meter,
  • is gebouwd om op binnenwateren te varen.

Skútsjes zijn niet gebouwd voor de Zuiderzee (nu IJsselmeer), maar toch zijn ze al gebruikt om turf en mest uit Friesland naar het gebied rond Warmond te brengen. Op die route wordt sinds 1974 in de herfstvakantie de zogeheten Strontrace gevaren.

Sinds de jaren vijftig zijn de binnenvaartschepen, die destijds als woonvaartuigen voor de kust werden gebruikt, weer in de vaart genomen. Dit kwam door particulieren die er een prachtig jacht van maakten met kajuit, maar ook door particulieren of organisaties die de Skûtsjes weer in originele staat brachten, speciaal voor wedstrijdzeilen. Elk jaar zijn er wedstrijden met Skûtsje, het bekende Skûtsjesilen.

Het Skútsjemuseum in Ernewâld is in 2004 gestart met de bouw van een traditionele houten Skûtsje, De Æbelina. Het werd te water gelaten op 22 augustus 2009.

Links

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Tjalk&oldid=753407"