Willem Frederik van Nassau-Dietz: verschil tussen versies
(Willem Frederik van Nassau-Dietz afgerond) |
k |
||
Regel 6: | Regel 6: | ||
* [[Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz|Hendrik Casimir II]], graaf van Nassau-Dietz, getrouwd met prinses [[Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau]] | * [[Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz|Hendrik Casimir II]], graaf van Nassau-Dietz, getrouwd met prinses [[Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau]] | ||
* Wilhelmina Sophia Hedwig (1664-1667) | * Wilhelmina Sophia Hedwig (1664-1667) | ||
− | |||
− | Willem Frederik was een kleinzoon van vaderskant van Jan VI, graaf van Nassau-Dillenburg, een jongere broer van de | + | == Ingewikkelde erfenis kwestie == |
+ | Dat zijn vrouw pas de vijfde dochter van Frederik Hendrik was en na de dood van haar vader trouwde, zou later een bijzondere betekenis krijgen in de ruzie over de erfenis van de titel van 'Prins van Oranje' na de dood van [[Willem III van Oranje]], ofwel Willem van Engeland in 1702. | ||
+ | |||
+ | Dit was omdat zijn latere schoonvader Frederik Hendrik in zijn testament had bepaald dat als zijn mannelijke lijn zou uitsterven (wat ook het geval was bij zijn kleinzoon Willem III) de titel van 'Prins van Oranje' zou worden geërfd door de mannelijke nakomelingen van de lijn van zijn oudste dochter Louise Henriette van Nassau. Dit zou zelfs zonder deze bepaling het geval zijn geweest, als Willem III niet zelf de erfenis in zijn testament had nagelaten aan de nazaten van Willem Frederik. De erfenis kwam dus neer op een zogeheten testamentaire botsing, met als resultaat dat beide eisers uiteindelijk de titel namen en de materiële erfenis verdeelden. | ||
+ | |||
+ | Willem Frederik was een kleinzoon van vaderskant van Jan VI, graaf van Nassau-Dillenburg, een jongere broer van de opa van zijn vrouw, [[Willem van Oranje]] ofwel Willem de Zwijger. Toen Jan VI in 1606 stierf, werd zijn erfenis verdeeld onder zijn vijf zonen, waaronder Willem Frederiks vader Ernest Casimir I, die de titel van graaf van Nassau-Dietz kreeg en zijn oudste broer Willem Lodewijk, graaf van Nassau-Dillenburg, opvolgde als stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe in 1620. Willem Frederik erfde de Nassau-Dietz bezittingen, het graafschap Diez en het graafschap Spiegelberg (bij Lauenstein) van zijn oudere broer Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz, die in 1640 kinderloos stierf. | ||
== Leven == | == Leven == | ||
− | Als tweede zoon leek Willem Frederik niet voorbestemd voor de carrière die hij uiteindelijk zou volgen. Hij studeerde aan de Universiteit Leiden en de Rijksuniversiteit Groningen en nam vervolgens, net als zijn mannelijke voorouders en zijn broer, dienst in het leger van de [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]]. Als zodanig was hij junior partner van zijn toekomstige | + | Als tweede zoon leek Willem Frederik niet voorbestemd voor de carrière die hij uiteindelijk zou volgen. Hij studeerde aan de Universiteit Leiden en de Rijksuniversiteit Groningen en nam vervolgens, net als zijn mannelijke voorouders en zijn broer, dienst in het leger van de [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]]. Als zodanig was hij junior partner van zijn toekomstige zwager [[Willem II]], Prins van Oranje. Zijn oudere broer [[Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz]] sneuvelde echter in 1640 in de buurt van Hulst. Maar omdat zijn broer Hendrik Casimir ongehuwd was en geen kinderen had, erfde Willem Frederik zijn titels. |
+ | |||
+ | Doordat het ambt van stadhouder in de meeste provincies nog niet erfelijk was, kon Willem Frederik alleen in Friesland als stadhouder worden benoemd. Het stadhouderschap in Groningen en Drenthe ging overigens naar [[Frederik Hendrik van Oranje-Nassau|Frederik Hendrik van Oranje]] (broer van [[Maurits van Oranje]]), ondanks bezwaren van Willem Frederik. | ||
− | + | Na de dood van Frederik Hendrik in 1647 volgde [[Willem II]], de broer van Amalia, zijn vader ook in deze twee provincies op als stadhouder. Pas toen Willem II in 1650 stierf, slechts een week voor de geboorte van zijn zoon [[Willem III van Oranje|Willem III]], verkreeg Willem Frederik ook in deze twee gewesten het stadhouderschap. | |
− | In die tijd had hij mogelijk ook het stadhouderschap in de vijf andere gewesten (Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel) | + | In die tijd had hij mogelijk ook het stadhouderschap in de vijf andere gewesten (Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel) kunnen verkrijgen. De oudere tak van de Nassau-familie (Willem II en III) had misschien de "eerste aanspraak" op dit ambt, maar aangezien de "eiser" een pasgeboren baby was (Willem III), kon een dergelijke eis natuurlijk niet serieus worden genomen. Maar om een ruzie met de leden van die oudere tak (de weduwe en moeder van Willem II) te voorkomen, drong Willem Frederik niet aan op zijn persoonlijke claim, maar bood hij aan als luitenant-stadhouder in de vijf provincies te dienen totdat de zuigeling Willem III meerderjarig zou worden. |
− | Hij zou op dat aanbod zijn ingegaan, afgezien van de gebeurtenissen die voorafgingen aan de dood van Willem II. Willem II had een militaire staatsgreep gepleegd tegen de Staten van Holland | + | Hij zou op dat aanbod zijn ingegaan, afgezien van de gebeurtenissen die voorafgingen aan de dood van Willem II. Willem II had namelijk een militaire staatsgreep gepleegd tegen de Staten van Holland vanwege een ruzie over het militaire beleid. Willem Frederik had hierbij een sleutelrol gespeeld in die staatsgreep door in augustus 1650 leiding te geven aan een leger dat een poging deed om de stad Amsterdam met geweld in te nemen. Hoewel de poging tot inbeslagname was mislukt, was de staatsgreep dus ook niet gebeurd. Echter, na de dood van Willem II (nov 1650) grepen de Hollandse Regenten, waaronder die van Amsterdam, hun kans. Ze besloten het stadhouderschap in hun provincie niet te vergeven. Holland werd gevolgd door de vier andere provincies (waarin Willem stadhouder was geweest), die ook geen stadhouder wilden benoemen. Hiermee lieten ze het [[Eerste Stadhouderloze Tijdperk]] ontstaan. Door zijn rol bij de staatsgreep van Willem Frederik was het politiek onaanvaardbaar om hem als stadhouder te benoemen. Niet alleen als plaatsvervanger voor Willem III, maar ook vanwege zijn houding. |
[[Bestand:Abraham van den Tempel 001.jpg|miniatuur|Portret van Albertine Agnes met haar drie kinderen Amalia, Hendrik Casimir en Wilhelmina (1665)]] | [[Bestand:Abraham van den Tempel 001.jpg|miniatuur|Portret van Albertine Agnes met haar drie kinderen Amalia, Hendrik Casimir en Wilhelmina (1665)]] | ||
− | |||
− | Het ambt van stadhouder was een provinciaal ambt. Op landelijk niveau had Willem II het ambt van Kapitein-generaal van de Unie vervuld, net als zijn vader en oom voor hem. Willem Frederik zou normaal gesproken weer in de rij hebben gestaan voor dit ambt (hij was tenslotte zelf stadhouder), | + | Het ambt van stadhouder was een provinciaal ambt. Op landelijk niveau had Willem II het ambt van Kapitein-generaal van de Unie vervuld, net als zijn vader en oom voor hem. Willem Frederik zou normaal gesproken weer in de rij hebben gestaan voor dit ambt (hij was tenslotte zelf stadhouder), ware het niet dat dezelfde politieke onhandigheid die zijn benoeming tot stadhouder in Holland blokkeerde ook de benoeming van het ambt Kapitein-generaal onmogelijk maakte. Opnieuw bood hij zich aan als luitenant-kapitein-generaal, maar opnieuw besloten de Regenten de functie niet in te vullen. Willem Frederik kreeg niet eens de functie van waarnemend opperbevelhebber (veldmaarschalk), die naar een edelman uit Holland ging. |
− | Dit zou het verhaal van het leven van Willem Frederik worden. Hij probeerde feitelijk op te treden als het hoofd van de Oranjepartij, in oppositie tegen de Partij-fractie van raadpensionaris [[Johan de Witt]] en zijn oom Cornelis de Graeff, maar | + | Dit zou herhaaldelijk het verhaal van het leven van Willem Frederik worden. Hij probeerde feitelijk op te treden als het hoofd van de Oranjepartij, in oppositie tegen de Partij-fractie van raadpensionaris [[Johan de Witt]] en zijn oom Cornelis de Graeff, maar Johan de Witt was hem bij elke stap te slim af. Willem Frederik werd aan alle kanten gecontroleerd door Johan de Witt. Ook het feit dat de leden van de hogere tak van de familie zijn ambities wantrouwden, maakte zijn positie nog moeilijker, zelfs nadat hij in die hogere tak was getrouwd. |
− | Toch hadden die ambities buiten Nederland meer succes. In 1654 werd zijn titel van graaf door de Heilige Roomse keizer "opgewaardeerd" tot keizerlijke prins (Reichsfürst) . Dit leverde hem binnen het rijk meer aanzien op, wat zich echter niet vertaalde in meer aanzien in de Republiek. | + | Toch hadden die ambities buiten Nederland meer succes. In 1654 werd zijn titel van graaf door de Heilige Roomse keizer "opgewaardeerd" tot keizerlijke prins (Reichsfürst). Dit leverde hem binnen het rijk meer aanzien op, wat zich echter niet vertaalde in meer aanzien in de Republiek. |
Een tijdlang, eind jaren 1650, leek er een kans om opperbevelhebber te worden, maar daar kwam niets van terecht. Pas tijdens de veldtocht tegen Bernhard von Galen tijdens de Münsterbezetting van Oost-Friesland, kreeg hij een commando in het veld. Hij was succesvol in de herovering van een strategisch fort (de Deilerschans), maar kort daarna stierf hij op 31 oktober 1664 bij een ongeluk met een pistool dat onverwachts afvuurde. | Een tijdlang, eind jaren 1650, leek er een kans om opperbevelhebber te worden, maar daar kwam niets van terecht. Pas tijdens de veldtocht tegen Bernhard von Galen tijdens de Münsterbezetting van Oost-Friesland, kreeg hij een commando in het veld. Hij was succesvol in de herovering van een strategisch fort (de Deilerschans), maar kort daarna stierf hij op 31 oktober 1664 bij een ongeluk met een pistool dat onverwachts afvuurde. | ||
Regel 32: | Regel 37: | ||
== Wapen == | == Wapen == | ||
− | [[Bestand:Nassau-Diez-1640.PNG|miniatuur|Wapen van Willem Frederik | + | [[Bestand:Nassau-Diez-1640.PNG|miniatuur|Wapen van Willem Frederik]] |
[[Categorie:Nederlands koningshuis]] | [[Categorie:Nederlands koningshuis]] | ||
[[Categorie:Geschiedenis van Nederland]] | [[Categorie:Geschiedenis van Nederland]] |
Versie van 11 aug 2021 22:33
Willem Frederik (Arnhem 7 augustus 1613 – Leeuwarden 31 oktober 1664), was graaf (vanaf 1654 keizerlijke prins ) van Nassau-Dietz, stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe.
Willem Frederik was de tweede zoon van Ernest Casimir I, graaf van Nassau-Dietz en Sophia Hedwig van Brunswijk-Lüneburg. Hij trouwde op 2 mei 1652 in Kleef met achternicht en gravin Albertine Agnes van Nassau, de vijfde dochter van Frederik Hendrik, Prins van Oranje en de kleindochter van Willem van Oranje. Ze kregen drie kinderen:
- Amalia van Nassau-Dietz, getrouwd met Jan Willem III van Saksen-Eisenach
- Hendrik Casimir II, graaf van Nassau-Dietz, getrouwd met prinses Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau
- Wilhelmina Sophia Hedwig (1664-1667)
Ingewikkelde erfenis kwestie
Dat zijn vrouw pas de vijfde dochter van Frederik Hendrik was en na de dood van haar vader trouwde, zou later een bijzondere betekenis krijgen in de ruzie over de erfenis van de titel van 'Prins van Oranje' na de dood van Willem III van Oranje, ofwel Willem van Engeland in 1702.
Dit was omdat zijn latere schoonvader Frederik Hendrik in zijn testament had bepaald dat als zijn mannelijke lijn zou uitsterven (wat ook het geval was bij zijn kleinzoon Willem III) de titel van 'Prins van Oranje' zou worden geërfd door de mannelijke nakomelingen van de lijn van zijn oudste dochter Louise Henriette van Nassau. Dit zou zelfs zonder deze bepaling het geval zijn geweest, als Willem III niet zelf de erfenis in zijn testament had nagelaten aan de nazaten van Willem Frederik. De erfenis kwam dus neer op een zogeheten testamentaire botsing, met als resultaat dat beide eisers uiteindelijk de titel namen en de materiële erfenis verdeelden.
Willem Frederik was een kleinzoon van vaderskant van Jan VI, graaf van Nassau-Dillenburg, een jongere broer van de opa van zijn vrouw, Willem van Oranje ofwel Willem de Zwijger. Toen Jan VI in 1606 stierf, werd zijn erfenis verdeeld onder zijn vijf zonen, waaronder Willem Frederiks vader Ernest Casimir I, die de titel van graaf van Nassau-Dietz kreeg en zijn oudste broer Willem Lodewijk, graaf van Nassau-Dillenburg, opvolgde als stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe in 1620. Willem Frederik erfde de Nassau-Dietz bezittingen, het graafschap Diez en het graafschap Spiegelberg (bij Lauenstein) van zijn oudere broer Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz, die in 1640 kinderloos stierf.
Leven
Als tweede zoon leek Willem Frederik niet voorbestemd voor de carrière die hij uiteindelijk zou volgen. Hij studeerde aan de Universiteit Leiden en de Rijksuniversiteit Groningen en nam vervolgens, net als zijn mannelijke voorouders en zijn broer, dienst in het leger van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Als zodanig was hij junior partner van zijn toekomstige zwager Willem II, Prins van Oranje. Zijn oudere broer Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz sneuvelde echter in 1640 in de buurt van Hulst. Maar omdat zijn broer Hendrik Casimir ongehuwd was en geen kinderen had, erfde Willem Frederik zijn titels.
Doordat het ambt van stadhouder in de meeste provincies nog niet erfelijk was, kon Willem Frederik alleen in Friesland als stadhouder worden benoemd. Het stadhouderschap in Groningen en Drenthe ging overigens naar Frederik Hendrik van Oranje (broer van Maurits van Oranje), ondanks bezwaren van Willem Frederik.
Na de dood van Frederik Hendrik in 1647 volgde Willem II, de broer van Amalia, zijn vader ook in deze twee provincies op als stadhouder. Pas toen Willem II in 1650 stierf, slechts een week voor de geboorte van zijn zoon Willem III, verkreeg Willem Frederik ook in deze twee gewesten het stadhouderschap.
In die tijd had hij mogelijk ook het stadhouderschap in de vijf andere gewesten (Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel) kunnen verkrijgen. De oudere tak van de Nassau-familie (Willem II en III) had misschien de "eerste aanspraak" op dit ambt, maar aangezien de "eiser" een pasgeboren baby was (Willem III), kon een dergelijke eis natuurlijk niet serieus worden genomen. Maar om een ruzie met de leden van die oudere tak (de weduwe en moeder van Willem II) te voorkomen, drong Willem Frederik niet aan op zijn persoonlijke claim, maar bood hij aan als luitenant-stadhouder in de vijf provincies te dienen totdat de zuigeling Willem III meerderjarig zou worden.
Hij zou op dat aanbod zijn ingegaan, afgezien van de gebeurtenissen die voorafgingen aan de dood van Willem II. Willem II had namelijk een militaire staatsgreep gepleegd tegen de Staten van Holland vanwege een ruzie over het militaire beleid. Willem Frederik had hierbij een sleutelrol gespeeld in die staatsgreep door in augustus 1650 leiding te geven aan een leger dat een poging deed om de stad Amsterdam met geweld in te nemen. Hoewel de poging tot inbeslagname was mislukt, was de staatsgreep dus ook niet gebeurd. Echter, na de dood van Willem II (nov 1650) grepen de Hollandse Regenten, waaronder die van Amsterdam, hun kans. Ze besloten het stadhouderschap in hun provincie niet te vergeven. Holland werd gevolgd door de vier andere provincies (waarin Willem stadhouder was geweest), die ook geen stadhouder wilden benoemen. Hiermee lieten ze het Eerste Stadhouderloze Tijdperk ontstaan. Door zijn rol bij de staatsgreep van Willem Frederik was het politiek onaanvaardbaar om hem als stadhouder te benoemen. Niet alleen als plaatsvervanger voor Willem III, maar ook vanwege zijn houding.
Het ambt van stadhouder was een provinciaal ambt. Op landelijk niveau had Willem II het ambt van Kapitein-generaal van de Unie vervuld, net als zijn vader en oom voor hem. Willem Frederik zou normaal gesproken weer in de rij hebben gestaan voor dit ambt (hij was tenslotte zelf stadhouder), ware het niet dat dezelfde politieke onhandigheid die zijn benoeming tot stadhouder in Holland blokkeerde ook de benoeming van het ambt Kapitein-generaal onmogelijk maakte. Opnieuw bood hij zich aan als luitenant-kapitein-generaal, maar opnieuw besloten de Regenten de functie niet in te vullen. Willem Frederik kreeg niet eens de functie van waarnemend opperbevelhebber (veldmaarschalk), die naar een edelman uit Holland ging.
Dit zou herhaaldelijk het verhaal van het leven van Willem Frederik worden. Hij probeerde feitelijk op te treden als het hoofd van de Oranjepartij, in oppositie tegen de Partij-fractie van raadpensionaris Johan de Witt en zijn oom Cornelis de Graeff, maar Johan de Witt was hem bij elke stap te slim af. Willem Frederik werd aan alle kanten gecontroleerd door Johan de Witt. Ook het feit dat de leden van de hogere tak van de familie zijn ambities wantrouwden, maakte zijn positie nog moeilijker, zelfs nadat hij in die hogere tak was getrouwd.
Toch hadden die ambities buiten Nederland meer succes. In 1654 werd zijn titel van graaf door de Heilige Roomse keizer "opgewaardeerd" tot keizerlijke prins (Reichsfürst). Dit leverde hem binnen het rijk meer aanzien op, wat zich echter niet vertaalde in meer aanzien in de Republiek.
Een tijdlang, eind jaren 1650, leek er een kans om opperbevelhebber te worden, maar daar kwam niets van terecht. Pas tijdens de veldtocht tegen Bernhard von Galen tijdens de Münsterbezetting van Oost-Friesland, kreeg hij een commando in het veld. Hij was succesvol in de herovering van een strategisch fort (de Deilerschans), maar kort daarna stierf hij op 31 oktober 1664 bij een ongeluk met een pistool dat onverwachts afvuurde.
Voor zijn dood had hij de Staten van Friesland ervan overtuigd dat zijn zoon Hendrik Casimir II (in 1664 nog maar 7 jaar oud) hem als stadhouder zou opvolgen. De Staten hielden woord en accepteerden een "regentschap" van de moeder van de jonge jongen, Sophia Hedwig van Brunswijk-Lüneburg. In 1675 werd het Friese stadhouderschap erfelijk gemaakt.