Harpstedt-Nienburg-groep: verschil tussen versies
k |
|||
Regel 3: | Regel 3: | ||
De cultuur is vernoemd naar twee karakteristieke vormen van aardewerk, de ''Harpstedter Rauhtopf'' die een wat ruwe buitenkant heeft en de ''Nienburger Tasse''.<gallery> | De cultuur is vernoemd naar twee karakteristieke vormen van aardewerk, de ''Harpstedter Rauhtopf'' die een wat ruwe buitenkant heeft en de ''Nienburger Tasse''.<gallery> | ||
− | Bestand:Harpstedturne in handgevormd aardewerk, 800 tot 600 VC, vindplaats- Neerpelt, De Roosen, 1959, grafheuvel IX, collectie Gallo-Romeins Museum Tongeren, GRM 12356.jpg|De ruwere | + | Bestand:Harpstedturne in handgevormd aardewerk, 800 tot 600 VC, vindplaats- Neerpelt, De Roosen, 1959, grafheuvel IX, collectie Gallo-Romeins Museum Tongeren, GRM 12356.jpg|De ruwere Harpstedter Rauhtopf |
Bestand:Bantorf Fund Keramik Teile.jpg|Scherffragmenten | Bestand:Bantorf Fund Keramik Teile.jpg|Scherffragmenten | ||
Bestand:Nienburger Tasse aus Mehlbergen Museum Nienburg.jpg|De gladdere en van oren voorziene Nienburger Tasse | Bestand:Nienburger Tasse aus Mehlbergen Museum Nienburg.jpg|De gladdere en van oren voorziene Nienburger Tasse | ||
Regel 10: | Regel 10: | ||
Er was geen sprake van een eenduidige cultuur, maar er waren lichte verschillen tussen de stammen. Zo had je in het westen het tweebeukige huis (een boerderijvorm met twee vertrekken - stal en woonruimte) en in het oosten en noorden had je het driebeukige [[langhuis]], dat zich eeuwen later tot de [[hallenhuisboerderij]] ontwikkelde dat je in Noordoost Nederland nog veel tegenkomt. In beide vormen leefden mensen en vee dus onder één dak. De boerderijen lagen veelal verspreid. In het huidige Friese en Groningse gebied maakten men gebruik van [[Terp|terpen]] met daarop enkele woningen. | Er was geen sprake van een eenduidige cultuur, maar er waren lichte verschillen tussen de stammen. Zo had je in het westen het tweebeukige huis (een boerderijvorm met twee vertrekken - stal en woonruimte) en in het oosten en noorden had je het driebeukige [[langhuis]], dat zich eeuwen later tot de [[hallenhuisboerderij]] ontwikkelde dat je in Noordoost Nederland nog veel tegenkomt. In beide vormen leefden mensen en vee dus onder één dak. De boerderijen lagen veelal verspreid. In het huidige Friese en Groningse gebied maakten men gebruik van [[Terp|terpen]] met daarop enkele woningen. | ||
− | Vermoedelijk waren er in de La-Tène-periode contacten met de [[Kelten]]. Dat zou ook van invloed zijn geweest op de taal. Daarom zou je de cultuur ook de 'Contactzone tussen Jastorf en La Tène' kunnen noemen. In de late ijzertijd veranderden de begrafenisgewoonten door de aanname van | + | Vermoedelijk waren er in de La-Tène-periode contacten met de [[Kelten]]. Dat zou ook van invloed zijn geweest op de taal. Daarom zou je de cultuur ook de 'Contactzone tussen Jastorf en La Tène' kunnen noemen. In de late ijzertijd veranderden de begrafenisgewoonten door de aanname van Keltische gewoontes en werden nieuwe sieraden en kunststijlen gebruikt en werden nieuwe technologieën aangenomen. |
− | Net als bij de [[Jastorfcultuur]] sprak met een soort Pre-Germaans. | + | Net als bij de [[Jastorfcultuur]] sprak men met een soort Pre-Germaans. Vermoedelijk zijn het de voorlopers van de [[Frisii]] en [[Chauken]]. |
+ | [[Categorie:Prehistorie]] |
Versie van 16 jan 2024 12:51
De Harpstedt-Nienburg-groep is een archeologische cultuur uit de pre-Romeinse ijzertijd op de hogere zandgronden van Noordwest-Duitsland en Oost-Nederland. Van een kerngebied aan de Midden-Wezer spreidde de cultuur zich uit tussen de Eems en Midden-Elbe en in het zuiden tot aan de Nederrijn.
De cultuur is vernoemd naar twee karakteristieke vormen van aardewerk, de Harpstedter Rauhtopf die een wat ruwe buitenkant heeft en de Nienburger Tasse.
De Harpstedt-Nienburg-groep nam een middenpositie in tussen de Centraal-Europese (Keltische) La Tènecultuur in het zuiden en de (Germaanse) Jastorfcultuur in het noordoosten tussen Wezer en Oder. In het zuiden waren er al tekenen van een hoge cultuur met stadachtige nederzettingen (de zogeheten oppida), met een bovenlaag van rijkere burgers en intensieve contacten met het Middellandse Zee gebied. De Harpstedt-Nienburger-groep had ten opzichte van de voorgaande bronstijd slechts geringe veranderingen, en leefde men in armere omstandigheden, en slechts weinig tekenen van sociale differentiatie (dat je meer lagen krijgt tussen arm en rijk en specialisatie in beroepen).
Er was geen sprake van een eenduidige cultuur, maar er waren lichte verschillen tussen de stammen. Zo had je in het westen het tweebeukige huis (een boerderijvorm met twee vertrekken - stal en woonruimte) en in het oosten en noorden had je het driebeukige langhuis, dat zich eeuwen later tot de hallenhuisboerderij ontwikkelde dat je in Noordoost Nederland nog veel tegenkomt. In beide vormen leefden mensen en vee dus onder één dak. De boerderijen lagen veelal verspreid. In het huidige Friese en Groningse gebied maakten men gebruik van terpen met daarop enkele woningen.
Vermoedelijk waren er in de La-Tène-periode contacten met de Kelten. Dat zou ook van invloed zijn geweest op de taal. Daarom zou je de cultuur ook de 'Contactzone tussen Jastorf en La Tène' kunnen noemen. In de late ijzertijd veranderden de begrafenisgewoonten door de aanname van Keltische gewoontes en werden nieuwe sieraden en kunststijlen gebruikt en werden nieuwe technologieën aangenomen.
Net als bij de Jastorfcultuur sprak men met een soort Pre-Germaans. Vermoedelijk zijn het de voorlopers van de Frisii en Chauken.