Markgraafschap Antwerpen
Het Markgraafschap Antwerpen was een in de elfde eeuw ontstane historische strook grond (mark of marke) dat als westelijke verdediging diende van het Heilige Roomse Rijk. Het lag net ten oosten van de Schelde en strekte zich uit van Bergen, via Antwerpen tot en met Breda. Het was bedoeld als militair buffergebied tegen West-Francië, het latere Franse koninkrijk.
Het mark Antwerpen behoorde tot de ambtslenen van de hertogen van Neder-Lotharingen, waar Godfried van Bouillon in 1076 de hertog van werd. Degene die het mark Antwerpen in naam van de hertog bestuurde was een leenheer.
In de 12e eeuw werd het mark Antwerpen onderdeel van het hertogdom Brabant. Dat werd op zijn beurt een gewest van de Bourgondische Nederlanden (1384-1482) en later de Habsburgse Nederlanden (1482/1556-1795). Vanaf de 12e eeuw werd de leenheer van het mark Antwerpen een markies of ook wel markgraaf genoemd.
Door de Vrede van Aat kwam het markgraafschap in 1357 in handen van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male en daarna naar zijn dochter Margaretha van Male. Door haar huwelijk met Filips de Stoute (1369-1405), kwam het mark Antwerpen in handen van de Bourgondiërs.
Tot aan de tijd van Napoleon bleef het ambt van markgraaf van Antwerpen bestaan.