Slag bij Loetsk

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Russische infanterie aan het oostelijke front in de Eerste Wereldoorlog

De aandacht voor de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) is meestal gericht op het westelijke front. Daar vonden de drie grootste veldslagen, aan de Marne (1914), bij Verdun en aan de Somme (beide laatste in 1916) plaats. En niet te vergeten de vier veldslagen bij Ieper, waarvan met name de derde, ook wel als de Slag bij Passendale (1917) aangeduid, ontelbare slachtoffers eiste. Maar vooral het jaar 1916 was een aaneenschakeling van rampen. De geallieerde verliezen in het westen bedroegen dat jaar ca. 1,2 miljoen man en van de Duitsers 800.000.

Het oostelijke front

Dat wil echter niet zeggen, dat er aan het oostelijke front niets gebeurde. Daar streden de Duitse en Oostenrijks-Hongaarse troepen tegen de bondgenoten van de Engelsen en Fransen, de Russen. Die werden vanaf 1914 in een keten van grotere en kleinere veldslagen steeds verder op hun eigen grondgebied teruggedrongen. De Russische verliezen waren enorm. Maar in 1916 leek er een ommekeer te komen. Eerst eindigde de Russische aanval op de Duitse stellingen bij het Narotsjmeer bij Wilna, het tegenwoordige Vilnius (maart / april 1916), nog in een nieuw drama. Tienduizenden Russen sneuvelden. Die aanval hadden ze ondernomen op Frans verzoek, om de druk op Verdun te verminderen.

De Slag bij Loetsk

Een dergelijk beroep op de Russen van de Italianen, die in de Alpen in gevecht waren met de Oostenrijkers, had echter meer succes. Onder leiding van hun generaal Broesilov ondernamen de Russen begin juni 1916 aanvallen op de Oostenrijkse stellingen bij de plaats Loetsk (ook geschreven Łuck of Luzk) in het noordwesten van (toen nog de) Oekraïne. Deze plaats was de meest vooruitgeschoven Russische vesting in die sector en was op 31 augustus 1915 door de Oostenrijks-Hongaarse legers ingenomen.

De Russische aanval

Op 4 juni 1916 vielen de Russen hier het front van het Oostenrijks-Hongaarse 4de leger aan, dat onder bevel stond van de Oostenrijkse aartshertog Josef Ferdinand. Ze braken door de vijandelijke linies heen over een breedte van 80 km. De Oostenrijkers verloren daarbij in drie dagen 200.000 man.

Om het Russische offensief te stoppen moesten de Duitsers alle troepen die maar aan het westelijk front gemist konden worden in de strijd werpen. Het verzwakte het Duitse offensief bij Verdun. De Oostenrijkers op hun beurt moesten troepen onttrekken aan het Alpenfront, wat de Italianen weer lucht gaf. Want die deden het daar in Tirol en vooral bij de rivier de Isonzo beroerd. De twaalf veldslagen aan de Isonzo verloren ze vrijwel allemaal. De Franse en Italiaanse smeekbedes aan de Russen waren dus toch niet vergeefs geweest.

De Donaumonarchie wankelt

Intussen gingen de Russische aanvallen bij Loetsk almaar door. De Russen konden putten uit een haast oneindige aanvoer van reserves. Dat ze die opofferden scheen ze niet te deren. Het front dreigde onder de Russische druk volledig te bezwijken. Grote groepen uit Slavische minderheden bestaande Oostenrijks-Hongaarse legeronderdelen liepen over naar de Russen, die ze als een broedervolk beschouwden.

Op 16 juni 1916 begon een Duitse tegenaanval, die het Russische offensief tot staan bracht. Bij Lemberg (dat tegenwoordig Lvov of Lviv heet) hield het Duitse zuidelijke leger ten slotte stand. Dat redde Oostenrijk van de totale ondergang. Want de Donaumonarchie wankelde. Zware gevechten bij Lemberg en andere plaatsen hielden nog tot augustus 1916 aan.

Loetsk bleef de hele verdere oorlog het middelpunt van felle strijd. Uiteindelijk werd de stad op 18 februari 1918 door de Centrale mogendheden definitief ingenomen.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Slag_bij_Loetsk&oldid=651150"