Kortsnuitzeepaardje
Kortsnuitzeepaardje Hippocampus hippocampus | |||
---|---|---|---|
Onbekend | |||
Leefgebied | Oostelijke Atlantische Oceaan | ||
Leefomgeving | op de bodem van rotsen, in zeewier of in de rand van zeegrasbedden in ondiep modderig water | ||
Behoort tot de | Zeenaaldachtigen (Syngnathiformes), Zoutwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
|
Het kortsnuitzeepaardje (Hippocampus hippocampus) is een zeepaardje uit de familie Syngnathidae. Het komt van oorsprong voor in de Middellandse Zee en delen van de Noord-Atlantische Oceaan, met name rond Italië en de Canarische Eilanden. In 2007 werden ook kolonies van de soort ontdekt in de rivier de Theems rond Londen en Southend-on-Sea. Langs de Nederlandse kust en in de Zeeuwse wateren komen ze zeer zelden voor. Heel soms worden ze ook waargenomen in de Waddenzee.
Omdat ze in sommige leefgebieden worden bedreigd, zijn er verschillende fokprogramma's en deze gekweekte exemplaren worden ook uitgezet.
Het kortsnuitzeepaardje wordt meestal gevonden op de bodem van rotsen, in zeewier of in de rand van zeegrasbedden in ondiep modderig water. Ze zijn alleen te vinden in wateren tot 77 meter diep. Ze hebben een zeer klein leefgebied tussen zeegrasvelden en wieren waaraan ze zich kunnen vasthouden met hun gekrulde staart. Soms raken ze 'op drift' door stormen. In de winter trekken ze meestal naar het diepere water om aan de ruwe zee te ontsnappen. Ze zullen ook dan hun staart gebruiken om zich te verankeren aan stengels van planten en kunnen zich heel goed camoufleren.
Het kortsnuitzeepaardje kan tot 15 centimeter lang worden. Ze hebben een duidelijk aanwezige benige structuur boven elk oog. Ze hebben snuiten die kort en naar boven gericht zijn. Hun snuit is ongeveer 1/3 van de lengte van hun kop. Hun rugvin heeft 16-18 stralen met een donkere streep die evenwijdig aan de rand loopt en voor voortbeweging zorgt. Hun borstvinnen hebben 13-15 stralen en bevinden zich onder de kieuwopeningen. Hun borstvinnen worden meestal gebruikt voor stabiliteit en sturen. Hun hoekige uiterlijk komt van de benige knobbeltjes die zich in de lichaamsringen bevinden. Hun lichamen kunnen zwart, paars, oranje of bruin zijn. Ze hebben een staart die niet naar achteren kan buigen, maar die als half bewegelijk wordt gezien. Ze gebruiken het als anker door het om koraal of zeegras te wikkelen. De staart wordt ook gebruikt om een partner te pakken te krijgen tijdens begroetings- en paringsdansen.
Ze voeden zich met garnaaltjes. Met hun snuit zuigen ze die naar binnen.
Het vrouwtje legt eieren via een soort legbuis in een buidel (broedbuidel) op de maag van het mannetje. Hierdoor wordt het mannetjes als het ware zwanger en zorgt hij voor de geboorte. Vaak zijn het mannetje en het vrouwtje zeer trouw aan elkaar. Het mannetje verdedigt zijn territorium (gebied) door een soort van snauwen en soms zelfs worstelen. Het aantal geproduceerde jongen kan variëren van 50 tot 100 en is sterk afhankelijk van de leeftijd van het mannetje.