Zuidelijke Nederlanden

De Zuidelijke Nederlanden, ofwel de Katholieke Nederlanden genoemd, is de (verzamel)naam voor de verschillende landsheerlijkheden uit de tijd van de Habsburgse Nederlanden die onder het gezag van het Huis Habsburg bleven, nadat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zich in 1581 na een opstand hadden afgescheiden. Omdat de Habsburgse landsheer vanaf 1556 tevens koning van het Spaanse Rijk was (Filips II van Spanje), werden daarvoor de Zeventien Provinciën als geheel toen de Koninklijke of Spaanse Nederlanden genoemd. Na de afscheiding gold die naam nog enkel voor de Zuidelijke Nederlanden. Geografisch gezien kunnen, naast de gebieden onder bewind van de Habsburgers, ook het prinsbisdom Luik en andere kleinere gebieden tot de Zuidelijke Nederlanden gerekend worden. De Spaanse Successieoorlog werd in 1713 beëindigd met het Verdrag van Utrecht. De Zuidelijke Nederlanden waren daarbij toegewezen aan de Oostenrijkse tak van het Huis Habsburg en werden om die reden ook wel de Oostenrijkse Nederlanden of Belgium Austriacum genoemd.
Aan deze staatkundige situatie van de Zuidelijke Nederlanden kwam een eind toen het gebied in 1795 door het revolutionaire Frankrijk in de Franse Tijd ingelijfd werd en zij als Départements Réunis gedurende twintig jaar onder Frans beheer kwamen. Na het einde van de Franse revolutionaire en napoleontische oorlogen werd door de geallieerden tijdens het Congres van Wenen een nieuwe staat voorgesteld, die als buffer moest gaan dienen tegen eventuele nieuwe Franse uitbreidingsdrang: dit werd het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830). De noordelijke en zuidelijke provincies, ooit een statenbond van de Zeventien Verenigde Nederlanden, maar sinds de Vrede van Münster (1648) definitief gescheiden, werden weer samengevoegd en kwamen onder de regering van koning Willem I der Nederlanden. Wel werd het betreffende gebied (ongeveer wat nu België is) opnieuw aangeduid als de Zuidelijke Nederlanden, en werkte de regering om beurten vanuit Den Haag en Brussel.