Nieuw-Spanje
|
|
Onderkoninkrijk Nieuw-Spanje Virreinato de la Nueva España | |
---|---|
Hoofdstad | Mexico-Stad |
Officiële talen | Spaans en Nahuatl |
Portaal ![]() |
Nieuw-Spanje was een onderdeel van het Spaanse Rijk. De kolonie werd bestuurd als onderkoninkrijk van Spanje. Nieuw-Spanje bestond uit de Spaanse bezittingen in Noord-Amerika. Het gebied bestond uit Mexico en andere Centraal-Amerikaanse landen, de Amerikaanse staten Californië, Florida, Texas en Louisiana en enkele Caribische eilanden. Ook delen van het noorden van Zuid-Amerika, Taiwan, de Filipijnen en Guam waren op een gegeven moment onderdeel van Nieuw-Spanje.
De kolonie ontstond na de Spaanse verovering van het rijk van de Azteken door Hernán Cortés. Later stichtte Spanje ook het onderkoninkrijk Peru na de val van het Incarijk. Nieuw-Spanje was belangrijk voor de Spanjaarden. Uit de kolonie kwamen producten als zilver, cacao en indigo. Nieuw-Spanje werd grotendeels onafhankelijk na de Mexicaanse Onafhankelijkheidsoorlog in 1821. De oorlog ontstond tijdens de periode waarin Napoleon Bonaparte Spanje binnenviel.
Geschiedenis
Verovering
Mexico als onderkoninkrijk
Mexicaanse onafhankelijkheidsoorlog
Bestuurlijke indeling
Nieuw-Spanje was eerst verdeeld in provincies. De provincies hadden vaak de naam van een stad of regio in Spanje. Eind 18e eeuw had Nieuw-Spanje de volgende regio's: Coahuila, Florida, Las Californias, Mexico, Nueva Vizcaya, Nueva Galicia, Nuevo Santander, Tejas en Sonora y Sinaloa. Tlaxcala was geen provincie, maar had een bijzondere status. Dat gebied had namelijk de verovering door Cortés gesteund. Daarom had Tlaxcala een grotere mate van zelfbestuur. Ook waren er twee kapiteins-generaliteiten: Yucatán en Guatemala. Guatemala omvatte toentertijd heel Centraal-Amerika. In de kapiteins-generaliteiten had het koloniale bestuur nauwelijks invloed. Boven de provincies stonden de audiencias. Er waren vier audiencia's: Mexico-Stad, Guadalajara, Guatemala-Stad en Manilla. Die laatste audiencia ging over de Filipijnen.
Aan het einde van de 18e eeuw besloot de Spaanse koning om de bestuurlijke indeling van Spanje te veranderen. Die veranderingen heten de Bourbonhervormingen. De provincies werden verdeeld in een oostelijke en westelijke groep. Ook ontstonden er 12 intendencias (soort van territoria). De verdeling zag er als volgt uit:
Deze indeling komt grofweg overeen met de huidige bestuurlijke indeling van Mexico. Delen van het zuidwesten van de Verenigde Staten waren toentertijd nog onderdeel van Mexico. Dat veranderde pas in de eerste helft van de 19e eeuw. Centraal-Amerika, de Filipijnen en het oosten van Hispaniola werden na de Bourbonhervormingen zelfstandige koloniën.
Leven in Nieuw-Spanje
Inheemse bevolking
De Spaanse kolonisten namen Europese ziekten mee naar de Nieuwe Wereld. Voorbeelden zijn de mazelen, pokken en tyfus. In Europa, Azië en Afrika kwamen die ziekten al eeuwenlang voor. Hoewel de ziekten daar veel slachtoffers maakten, hadden de inwoners een bepaalde mate van weerstand tegen de ziekten ontwikkeld. Ze hadden hierdoor een hogere kans om de ziekte te overleven (ook als ze goed ziek werden). In Amerika kwamen die ziekten niet voor, waardoor de inheemse bevolking geen weerstand had tegen de ziekten. De mazelen, pokken en tyfus waren ook nog eens zeer besmettelijke ziekten. Hierdoor stierf een groot deel van de inheemse bevolking aan die ziekten. Tussen 1520 en 1521 ontstond een epidemie van de pokken in de kolonie. Tussen 1545 en 1548 volgden de mazelen en tussen 1576 en 1581 de tyfus. Voor de kolonisatie had Nieuw-Spanje een bevolking tussen de 8 en 10 miljoen inwoners. Na de epidemieën waren dat er nog maar 2 miljoen.
Inheemse inwoners van de regio kregen ook kinderen samen met Europese kolonisten. Hun kinderen werden mestizo's genoemd. Daarnaast werden de inheemse inwoners door de kolonisten bekeerd tot het christendom. Dat ging vaak niet vrijwillig. De Spanjaarden maakten gebruik van de doodstraf en zondagsscholen voor jonge inheemse inwoners. De inheemse volkeren maakten het christendom zich ook meer eigen, zodat het aansloot bij hun cultuur.
Slavernij
In Nieuw-Spanje bestond er slavernij. Slaven uit Centraal- en West-Afrika werden via de Atlantische Oceaan naar Nieuw-Spanje gebracht. Hier moesten zij verplicht werken op de plantages en in de mijnen. In Nieuw-Spanje waren de Portugezen en Engelsen de grootste handelaren in slaven. Oorspronkelijk gebruikten de kolonisten de inheemse bevolking. Dat veranderde toen een groot deel van de inheemse bevolking overleed. Ook verbood koning Filips IV de slavernij voor mestizo's en inheemsen, maar stond het toe voor Afrikaanse stammen.
Veel Afrikaanse slaven overleefden de overtocht van Afrika naar Nieuw-Spanje niet. Degenen die in Nieuw-Spanje levend aankwamen, moest zwaar werk verrichten en werden slecht behandeld. Er vonden van tijd tot tijd slavenopstanden plaats, maar die waren vaak onsuccesvol. Ook probeerden slaven te ontsnappen door de regenwouden en bergen in te vluchten. De nakomelingen van die ontsnapte slaven heten Marrons. Nog steeds vormen zij een grote gemeenschap in onder andere de staat Veracruz.
De afschaffing van de slavernij gebeurde pas na de onafhankelijkheid van Mexico. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog pleitte Miguel Hidalgo voor het afschaffen van de slavernij. Hij tekende een decreet in 1810 en vond dat slavenhouders die zich hier niet aanhielden de doodstraf verdienden. In 1812 en 1813 werd de afschaffing opgenomen in een voorstel voor een grondwet. De slavernij werd in twee fases afgeschaft (in 1825 en 1829) via een presidentieel decreet.