Renaissancemuziek
|
|
Renaissance-muziek is gezongen en instrumentale muziek die tijdens de Renaissance in Europa is geschreven en uitgevoerd. Het begint met het einde van de middeleeuwen rond 1400 en het eindigt met het begin van de barok rond 1600. De muzikale renaissance begint dus ongeveer honderd jaar na het begin van de Renaissance zoals die bij de bouw- en schilderkunst wordt gesteld.
Muziek raakte in toenemende mate bevrijd van middeleeuwse beperkingen zoals door de kerk. Er werd meer variatie mogelijk wat de muziek zelf betreft, maar er ontstonden ook meer mogelijkheden door de verbeterde muziekinstrumenten. In de Renaissance werd muziek een 'voertuig' (middel) voor persoonlijke expressie. De muziek werd dus meer een wereldlijk iets en niet meer alleen iets van de kerk of de adel. Componisten hebben manieren gevonden om de gezongen muziek expressiever te maken. De wereldlijke muziek haalde in het begin nog technieken uit gewijde (kerkelijke) muziek, maar doordat er steeds meer mogelijk werd, kom je de verbeteringen ook weer tegen in de kerkelijke muziek. Het chanson en madrigaal (meerstemmig zingen) verspreid zich over heel Europa. Steden (stadsbesturen) hadden eigen artiesten in dienst, zowel zangers als instrumentalisten. Bijvoorbeeld om zaken aan te kondigen, de tijd aan te duiden, maar ook voor waarschuwingssignalen bij brand. Men had hiervoor stadpijpers (fluitspelers) en/of schalmijers (trompettisten) in dienst. Muziek werd ook meer iets om zelf te kunnen doen doordat muziek meer en meer in gedrukte vorm beschikbaar kwam (uitvinding van de boekdrukkunst).
Voorlopige versies van veel bekende moderne instrumenten (waaronder de viool- , gitaar- , luit- en toetsinstrumenten) ontwikkelden zich tijdens de Renaissance tot nieuwe vormen. Deze instrumenten werden aangepast om te kunnen gebruiken bij de veranderende muzikale ideeën. En ze boden nieuwe mogelijkheden voor componisten en muzikanten om uit te proberen (iets wat later in de popmuziek met elektronische instrumenten opnieuw gebeurde). Vroege vormen van moderne houtblazers en koperblazers zoals de fagot en trombone verschenen ook, waardoor er meer klankkleuren ontstonden. Hierdoor werd het geluid van instrumenten nieuwer en de mogelijkheden voor ensembles/orkesten groter. Ook de zogeheten modi (soort toonladders) werden steeds uitgebreider. De polyfonie (meerstemmigheid) die er aan het einde van de middeleeuwse muziek er al was, werd steeds ingewikkelder. Melodieën en basbegeleiding kregen meer variatiemogelijkheden. Ook dat zie je later weer terug in de popmuziek doordat er dan nóg meer mogelijk wordt om met de instrumenten aan geluiden te maken.
Door de bladmuziek kennen we uit het renaissancetijdperk grote hoeveelheden genoteerde wereldse en religieuze (kerkelijke) muziek, inclusief zang en instrumentale werken en gemengde zang/instrumentale werken. Er ontstaan tal van nieuwe muziekstijlen en genres tijdens de Renaissance, waaronder missen, motetten, madrigalen, chansons, begeleide liederen, instrumentale dansen en vele anderen. Vanaf het einde van de 20e eeuw werden talrijke ensembles voor oude muziek gevormd die met dit oude materiaal aan de slag gaan. Ensembles die gespecialiseerd zijn in muziek uit het Renaissance-tijdperk, geven concertreizen en maken opnames, waarbij ze moderne reproducties (nagebouwde) van historische instrumenten gebruiken en zang- en speelstijlen gebruiken waarvan musicologen (muziekwetenschappers) denken dat ze in de Renaissance werden gebruikt.