Government shutdown
Een government shutdown (meestal gewoon shutdown genoemd) is een situatie in de Verenigde Staten, waarbij de overheidsdiensten grotendeels worden stilgelegd. Elk jaar moet het Amerikaans Congres de nieuwe begroting voor dat jaar goedkeuren. Als dit niet wordt gedaan of uitgesteld wordt, gaan bijna alle overheidsdiensten op slot. Het leger en de politie blijven actief. Ook de overheidsdiensten van de individuele staten blijven actief.
Deze situatie ontstaat door een conflict tussen de uitvoerende macht (de president) en het parlement (het Amerikaans Congres). Dit gebeurd vaak wanneer de president geen meerderheid heeft in één van de twee kamers of beide kamers van het parlement. De reden is vaak een controversieel wetsvoorstel. Onder president Barack Obama was er een shutdown van 16 dagen over een uitbreiding van het federaal zorgprogramma (Obamacare). Obama zelf was een Democratische president, maar het congres was in handen van de Republikeinen.
Tijdens een shutdown sluiten onder meer de ministeries, overheidsinstituten, maar ook nationale parken en nationale musea en monumenten sluiten. De medewerker wordt verplicht naar huis gestuurd zonder dat duidelijk is of zij krijgen door betaald.
De eerste shutdown was in 1980 onder president Jimmy Carter. Toen was er een shutdown van één dag. Zijn opvolger, Ronald Reagan, kreeg met drie shutdowns te maken (in 1981, 1984 en 1986), die elk één dag duurde. President George H.W. Bush had in 1990 een shutdown van drie dagen. In 1995 kreeg president Bill Clinton te maken met een shutdown van 5 en in 1996 eentje van 21 dagen. Onder president George W. Bush waren er geen shutdowns. President Barack Obama kreeg te maken met één shutdown van 16 dagen in 2013. President Donald Trump had twee shutdowns; eentje in begin 2018 van 3 dagen en eentje van eind 2018 tot begin 2019 van maar liefst 35 dagen. Deze laatste is de langste shutdown tot nu toe en ging over een conflict omtrent de grensmuur met Mexico.