Pools-Oekraïense Oorlog

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De Pools-Oekraïense Oorlog, van november 1918 tot juli 1919, was een conflict tussen de Tweede Poolse Republiek en de Oekraïense strijdkrachten (zowel de West-Oekraïense Volksrepubliek als de Oekraïense Volksrepubliek).

Inleiding

Het conflict had zijn wortels in etnische (tot een bepaald volk behorend), culturele en politieke verschillen tussen de Poolse en Oekraïense bevolking die in de regio woonden, zowel als opvolgerstaten van het ontbonden Russische Rijk en het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. De oorlog begon in Oost-Galicië na de ontbinding van het Oostenrijks-Hongaarse rijk en breidde zich uit naar Chełm Landen (Oost-Polen) en Volhynia (Wołyń, Zuidoost-Polen) regio's die voorheen behoorden tot het Russische rijk, die beide werden opgeëist door de Oekraïense staat (een soort satellietstaat van het Duitse rijk) en de Oekraïense Volksrepubliek. Polen her bezette het betwiste gebied op 18 juli 1919.

De kaart met het breken van het beleg van Lviv (Lwów) door Polen (geel, november 1918) en de Poolse grens bij de rivier de Zbruch (Zbrucz) tegen het einde van de oorlog, met Oost-Galicië (blauw) onder Poolse controle. Rechts het voormalige Russische Rijk (roze)

Wat vooraf ging

De oorsprong van het conflict ligt in de ingewikkelde nationaliteitssituatie in Galicië aan het begin van de 20e eeuw. Als gevolg van de relatieve clementie (vriendelihkheid, bescherming) van het Huis van Habsburg jegens nationale minderheden, was Oostenrijk-Hongarije de perfecte basis voor de ontwikkeling van zowel Poolse als Oekraïense nationale bewegingen. Tijdens de revolutie van 1848 gaven de Oostenrijkers, bezorgd over de Poolse eisen voor meer autonomie (zelfstandigheid) binnen de provincie, steun aan een kleine groep Roethenen. Dit is de naam van het Oost-Slavische volk dat later de naam van "Oekraïners" of "Rusyns" zou aannemen. Hun doel was om erkend te worden als een aparte nationaliteit.

Er werden scholen opgericht die de Roetheense taal onderwezen, er werden Roetheense politieke partijen gevormd en er werden pogingen ondernomen om hun eigen nationale cultuur te ontwikkelen. Dat kwam als een verrassing voor sommige Polen die tot de revolutie hadden geloofd, samen met de meeste politiek bewuste Roethenen, dat de Roethenen deel uitmaakten van de Poolse natie. In de late jaren 1890 en de eerste tientallen jaren van de 20e eeuw, nam de populistische Roetheense intelligentsia de term Oekraïners aan om hun nationaliteit te beschrijven. Vanaf de 20e eeuw bereikte het nationale bewustzijn een groot aantal Roetheense boeren.

Meerdere voorvallen tussen de twee naties vonden plaats aan het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw. De Poolse regering verzette zich bijvoorbeeld tegen de Oekraïners bij parlementsverkiezingen in 1897. Een ander conflict ontwikkelde zich in 1901 tot 1908 rond de universiteit van Lviv, aangezien Oekraïense studenten een aparte Oekraïense universiteit eisten, maar Poolse studenten en docenten probeerden deze beweging te onderdrukken. In 1903 hielden zowel Polen als Oekraïners afzonderlijke conferenties in Lviv: de Polen in mei en Oekraïners in augustus. Daarna ontwikkelden de twee nationale bewegingen zich met tegenstrijdige doelen, wat de oorzaak was van de latere botsing.

De etnische (bevolkings) samenstelling van Galicië lag ten grondslag aan het conflict tussen de Polen en Oekraïners daar. De Oostenrijkse provincie Galicië bestond uit grondgebied dat in 1772, tijdens de eerste deling van Polen, door Polen in beslag was genomen. Het land omvatte het grondgebied van historisch belang voor Polen, inclusief de oude hoofdstad Krakau, en had een meerderheid van de Poolse bevolking, maar het oosten van Galicië omvatte het hart van het historische grondgebied van Galicië-Wolhynië en had een Oekraïense meerderheid. In het oosten van Galicië maakten Oekraïners ongeveer 65% van de bevolking uit en Polen slechts 22% van de bevolking.

Van de 44 administratieve afdelingen van Oostenrijks Oost-Galicië, Lviv (Pools: Lwów, Duits: Lemberg), was de grootste en de hoofdstad van de provincie, en was de enige waarin Polen de meerderheid van de bevolking uitmaakten. In Lviv was de bevolking in 1910 ongeveer 60% Pools  en 17% Oekraïens. De stad, met zijn Poolse inwoners, werd door veel Polen gezien als een van de culturele hoofdsteden van Polen. Voor veel Polen, inclusief de inwoners van Lviv, was het ondenkbaar dat hun stad niet onder Poolse controle zou staan.

De religieuze en etnische verdeeldheid kwam overeen met sociale gelaagdheid (verschillende klassen). De leidende sociale klasse van Galicië waren Poolse edelen of afstammelingen van Rus' adel (zie Kievse Rijk), maar in het oosten van de provincie waren de Roethenen (Oekraïeners) de meerderheid van de boeren.  Polen en Joden waren verantwoordelijk voor het grootste deel van de commerciële en industriële ontwikkeling in Galicië in de late 19e eeuw.

Gedurende de 19e en het begin van de 20e eeuw probeerden de lokale Oekraïners de Oostenrijkers over te halen Galicië te verdelen in westelijke (Poolse) en oostelijke (Oekraïense) provincies. Deze pogingen werden tegengewerkt en gedwarsboomd door de plaatselijke Polen, die vreesden de controle over Lviv en Oost-Galicië te verliezen. De Oostenrijkers kwamen uiteindelijk in principe overeen om de provincie Galicië te verdelen. In oktober 1916 beloofde keizer Karl I van Oostenrijk dit te doen zodra de oorlog voorbij was.

Aanloop naar de oorlog

Door tussenkomst van aartshertog Wilhelm van Oostenrijk, die een Oekraïense identiteit aannam en zichzelf als een Oekraïense patriot beschouwde, werden in oktober 1918 twee militaire regimenten van voornamelijk Oekraïense troepen gelegerd in Lemberg (het huidige Lviv).  Toen de Oostenrijks-Hongaarse regering instortte, werd op 18 oktober 1918 de Oekraïense Nationale Raad (Rada) gevormd die toewerkte naar de onafhankelijke Oekraïense Volksrepubliek.

De raad kondigde ook het voornemen aan om de West-Oekraïense landen te verenigen in één staat. Terwijl de Polen hun eigen stappen namen om Lviv en Oost-Galicië over te nemen, nam kapitein Dmytro Vitovsky van de Sich Schutters (kanonschutters) de leiding over de groep jonge Oekraïense officieren in een beslissende actie en in de nacht van 31 oktober op 1 november namen de Oekraïense militaire eenheden, bestaande uit 1.400 soldaten en 60 officieren, de controle over Lviv.  De West-Oekraïense Volksrepubliek werd uitgeroepen op 13 november 1918, met Lviv als hoofdstad.

De timing van de proclamatie (aankondiging) van de Republiek verraste de Poolse etnische bevolking en het bestuur. De nieuwe Oekraïense Volksrepubliek beweerde soevereiniteit over Oost-Galicië, met inbegrip van de Karpaten tot aan de stad Nowy Sącz in het Westen, evenals Wolhynië, Karpaten Roethenië en Boekovina (de laatste twee gebieden werden ook opgeëist door respectievelijk Hongarije en Roemenië ). Hoewel de meerderheid van de bevolking van de West-Oekraïense Volksrepubliek Oekraïners waren, hadden veel stedelijke nederzettingen een Poolse meerderheid. In Lviv steunden de Oekraïense inwoners enthousiast de proclamatie. De aanzienlijke Joodse minderheid in de stad accepteerde het of bleef neutraal tegenover de Oekraïense proclamatie, terwijl de Poolse meerderheid van de stad geschokt was toen ze zich in een uitgeroepen Oekraïense staat bevonden. Aangezien de West-Oekraïense Volksrepubliek niet internationaal werd erkend en de grenzen van Polen nog niet waren bepaald, werd de kwestie van eigendom van het betwiste gebied teruggebracht tot een kwestie van militaire controle.

Oorlog

Een schilderij van Poolse jongeren in de Slag bij Lemberg (1918)

Gevechten tussen Oekraïense en Poolse troepen waren geconcentreerd rond de verklaarde Oekraïense hoofdstad Lviv en de toegangen tot die stad. In Lviv werden de Oekraïense troepen tegengewerkt door lokale zelfverdedigingseenheden die voornamelijk bestonden uit veteranen, studenten en kinderen uit de Eerste Wereldoorlog. Dankzij een bekwaam bevel, goede tactieken en een hoog moreel konden de Polen zich echter verzetten tegen de slecht geplande Oekraïense aanvallen. Terwijl de Polen konden rekenen op brede steun van de burgerbevolking, was de Oekraïense kant grotendeels afhankelijk van hulp van buiten de stad.

Na twee weken van hevige gevechten in Lviv brak een gewapende eenheid onder bevel van luitenant-kolonel Michał Karaszewicz-Tokarzewski van het heroplevende Poolse leger op 21 november de Oekraïense belegering door en arriveerde in de stad. Onmiddellijk nadat ze de stad hadden ingenomen, vielen sommigen van de lokale Joodse militie Poolse troepen aan, terwijl tegelijkertijd elementen van de Poolse strijdkrachten en gewone criminelen de Joodse en Oekraïense wijken van de stad plunderden, waarbij ongeveer 340 burgers omkwamen.

Op 9 november probeerden Poolse troepen de olievelden van Drohobytsj bij verrassing te veroveren, maar in de minderheid door de Oekraïners werden ze teruggedreven. De Oekraïners zouden tot mei 1919 de controle over de olievelden behouden.

Op 6 november werd in de noordelijke helft van de regio Boekovina een nieuw Oekraïens staatsbestel afgekondigd: het Oekraïense Boekovina onder president Omelian Popovych. De nieuwe staat had zijn hoofdstad in Chernivtsi. Het werd al weer ontbonden op 11 november, toen het Roemeense leger Chernivtsi bezette. De Oekraïense regering en haar militaire steun trokken zich de dag ervoor terug uit de stad.

Gevechten over Wolhynië

Terwijl Poolse eenheden probeerden de controle over de regio te grijpen, probeerden de strijdkrachten van de Oekraïense Volksrepubliek onder Symon Petlura het grondgebied van het gouvernement Kholm te heroveren dat al in handen was van de Poolse troepen.

In januari 1919 vond de eerste grote pogrom in deze regio plaats in de stad Ovruch, waar joden werden beroofd en vermoord door regimenten van Kozyr-Zyrka die waren aangesloten bij Symon Petlura. Er zouden hierbij 500-700 joden om het leven zijn gekomen.

Na twee maanden van zware gevechten werd het conflict in maart 1919 opgelost door verse en goed uitgeruste Poolse eenheden onder leiding van generaal Edward Rydz-Śmigły.

Patstelling in Oost-Galicië

Oekraïens Galisisch vliegtuig

Tot februari 1919 hadden de Oekraïners een groot numeriek voordeel en duwden de Polen in verdedigende posities. Op 1 februari 1919 slaagden Oekraïners er uiteindelijk in Lviv aan drie kanten te omsingelen. De inwoners van de stad hadden geen watervoorzieningen en elektriciteit meer. Het Oekraïense leger hield ook dorpen bezet aan beide zijlijnen van de spoorlijn die naar Przemyśl leidde.

Ondanks dat ze aanvankelijk in de minderheid waren, hadden de Polen bepaalde voordelen. Hun troepen hadden veel meer en beter opgeleide officieren, wat resulteerde in een beter gedisciplineerde en mobielere troepenmacht. Hierdoor waren de Polen in staat om bijzonder belangrijke veldslagen te winnen. De verdediging van Lviv in januari 1919 hield stand en de Oost-Oekraïense troepen kwamen in opstand.

Op 14 februari begonnen Oekraïense troepen opnieuw met een aanval op Lviv. Tegen 20 februari waren ze in staat om met succes de spoorverbindingen tussen Lviv en Przemysl af te sluiten, waardoor Lviv omsingeld was en de Oekraïense troepen in een goede positie kwamen om de stad in te nemen. Frankrijk eiste dat de Oekraïners de vijandelijkheden zouden staken en dreigde de diplomatieke banden met Oekraïne te verbreken. Op 25 februari stopte het Oekraïense leger het offensief (aanval).

In een verdrag werd afgesproken dat bijna 70% van het Oost-Galicische grondgebied aan Oekraïners wordt overgelaten, en Lviv met olievelden aan Polen. De Oekraïners zouden worden voorzien van de helft van de olieproductie. Het voorstel werd door de Polen aanvaard. De Oekraïeners vonden dat de Polen te veel voordelen hadden en hervatte op 4 maart opnieuw de strijd. Op 18 maart verdreven de Oekraïense troepen de Polen van de Lviv-Przemyśl-spoorlijn, waardoor Lviv permanent werd beveiligd.

Oekraïense ineenstorting

Tanks van het Blauwe Leger nabij Lviv

Op 14 mei 1919 begon een algemeen Pools offensief (aanval) in heel Wolhynië en Oost-Galicië. Het werd uitgevoerd door eenheden van het Poolse leger, geholpen door het pas aangekomen Blauwe Leger (Pools leger, opgeleid in Frankrijk) van generaal Józef Haller de Hallenburg. De Polen stuurde het leger van Haller tegen de Oekraïners om de patstelling in het oosten van Galicië te doorbreken. Tegelijkertijd, op 23 mei, opende Roemenië een tweede front tegen Oekraïense troepen en eiste hun terugtrekking uit de zuidelijke delen van Oost-Galicië, inclusief de tijdelijke hoofdstad Stanislaviv. Oekraïne verloor grondgebied, munitie en kwam verder in isolement van de buitenwereld.

Chortkiv Offensief en grootse Poolse overwinning

Op 8 juni 1919 begonnen de Oekraïense troepen onder het nieuwe bevel van Oleksander Hrekov, een voormalige generaal in het Russische leger, een tegenaanval en rukten na drie weken op naar Hnyla Lypa en de bovenloop van de Stryi-rivier, waarbij ze vijf Poolse divisies versloegen. Hoewel de Poolse troepen gedwongen waren zich terug te trekken, konden ze voorkomen dat hun troepen instortten en vermeden ze omsingeld en gevangengenomen te worden.

Op 27 juni waren de Oekraïense troepen 120 km verder. langs de rivier de Dnister en op een andere plek waren ze 150 km verder, voorbij de stad Brody. Ze kwamen binnen twee dagen mars-afstand van Lviv. Omdat ze hun voorraad wapens en munitie niet konden aanvullen, en het daardoor resulterende gebrek aan voorraden dwong Hrekov zijn campagne te beëindigen.

Józef Piłsudski nam op 27 juni het bevel over de Poolse strijdkrachten op zich en begon opnieuw op 28 juni een offensief, geholpen door twee verse Poolse divisies. Bij gebrek aan munitie en geconfronteerd met een vijand die nu twee keer zo groot was, werden het Oekraïense Galicische leger en de West-Oekraïense Volksrepubliek-leiding op 16-18 juli teruggeduwd naar de linie van de rivier de Zbruch, waarna de West-Oekraïense Volksrepubliek werd bezet door Polen. Hoewel de Oekraïense infanterie geen munitie meer had, had de artillerie dat niet. Dit bood de Oekraïense troepen dekking voor een ordelijke terugtocht. Ongeveer 100.000 burgervluchtelingen en 60.000 troepen, van wie 20.000 gevechtsklaar waren, konden over de rivier de Zbruch ontsnappen naar Centraal-Oekraïne.

Nasleep

Aan Poolse kant vielen 10.000 slachtoffers. Aan Oekraïense zijde 15.000.

In het begin van de Tweede Wereldoorlog werd het gebied geannexeerd (ingenomen) door de Sovjet-Unie en toegevoegd aan Oekraïense Socialistische Sovjetrepubliek, dat op dat moment een deelrepubliek van de Sovjet-Unie was. Volgens de besluiten van de Jalta-conferentie , terwijl de Poolse bevolking van Oost-Galicië werd hervestigd in Polen, waarvan de grenzen naar het westen werden verschoven, bleef de regio zelf na de oorlog binnen de Sovjet-Oekraïne en vormt momenteel het meest westelijke deel van het nu onafhankelijke Oekraïne.

Waarschijnlijk was de Pools-Oekraïense oorlog de belangrijkste oorzaak van het falen om eind 1918 en begin 1919 opnieuw en definitief de Oekraïense Volksrepubliek in Kiev te vestigen. Kort daarna zou het door de Bolsjewieken de Oekraïense Socialistische Sovjetrepubliek worden.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Pools-Oekraïense_Oorlog&oldid=708095"