Dieetvoorschriften

In veel religies (geloven) zijn er speciale regels over wat mensen wel en niet mogen eten. Deze regels worden dieetvoorschriften genoemd, ook wel: taboes. Ze hebben vaak te maken met respect voor het geloof, gezondheid of traditie. Dieetvoorschriften zijn vaak ontstaan uit oude tradities en hygiëneregels. Ze kunnen ook symbool staan voor gehoorzaamheid aan God of respect voor het leven. Voor gelovigen zijn deze regels vaak een belangrijk onderdeel van hun identiteit (wie je bent).

Jodendom

Zie Koosjer voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In het jodendom zijn er koosjere regels. Koosjer betekent “rein” of “geschikt om te eten” volgens de joodse wet (halacha). Vlees en zuivel mogen niet samen gegeten worden. Alleen dieren die herkauwen én gespleten hoeven hebben, mogen gegeten worden (bijvoorbeeld koeien, maar geen varkens). Vis moet vinnen en schubben hebben om toegestaan te zijn.

Islam

Zie Halal voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Moslims volgen halal voedselvoorschriften. Halal betekent “toegestaan” in het Arabisch. Varkensvlees is verboden (dat heet haram: niet toegestaan). Dieren moeten op een speciale manier geslacht worden, waarbij een gebed wordt uitgesproken. Alcohol is niet toegestaan.

Hindoeïsme

Veel hindoes eten geen rundvlees, omdat de koe een heilig dier is. Veel hindoes zijn vegetariër. In sommige stromingen vermijden ze ook ui, knoflook en scherpe kruiden.

Boeddhisme

Veel boeddhisten kiezen voor een vegetarisch dieet om geen dieren te doden. In sommige landen eten boeddhisten wel vlees, maar alleen als het hen is aangeboden en het dier niet speciaal voor hen is gedood.

Christendom

De meeste christenen hebben geen vaste dieetvoorschriften. In sommige kerken wordt tijdens de Vasten (de periode voor Pasen) minder of geen vlees gegeten. In de katholieke traditie wordt op vrijdagen in de vastentijd soms alleen vis gegeten.