Socialistische Federale Republiek Joegoslavië
|
|
Koninkrijk Joegoslavië Краљевина Југославија | |
---|---|
Hoofdstad | Belgrado |
Taal | Servo-Kroatisch, Sloveens, Macedonisch |
Oppervlakte | 255,804 km2 |
Inwonersaantal | 23.229.846 (1991) |
Staatsvorm | Federale presidentiële socialistische eenpartijstaat |
Munteenheid | Joegoslavische dinar |
Motto | Bratstvo i jedinstvo (Broederschap en eenheid) |
Volkslied | Hej, Slaveni |
Portaal ![]() |
De Socialistische Federale Republiek Joegoslavië was een land dat bestond tussen 1943 en 1992. Het land vaak gewoon Joegoslavië genoemd. Het land lag op de Balkan en bestond uit Servië, Kosovo, Noord-Macedonië, Montenegro, Kroatië, Slovenië en Bosnië en Herzegovina. De Socialistische Federale Republiek Joegoslavië was de opvolger van het koninkrijk Joegoslavië (dat tussen 1918 en 1941 bestond). In 1992 viel het land uiteen in verschillende kleinere landen.
Joegoslavië was tussen 1943 en 1992 een communistisch land. Tijdens een groot deel van zijn bestaan werd het geleid door generaal Josip Broz Tito. Tito was de leider van de Joegoslavische Partizanen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit was een van de succesvolste verzetsorganisaties. Hoewel Joegoslavië communistisch was, was het geen onderdeel van de Warschaupact. Joegoslavië was namelijk een neutraal land; het koos geen kant in buitenlandse conflicten. Joegoslavië had hierdoor goede banden met zowel de communistische als kapitalistische landen.
Om verwarring te voorkomen werd dit ook wel Tito's Joegoslavië of Communistisch Joegoslavië genoemd.
Geschiedenis
Ontstaan en Tweede Wereldoorlog
Beginjaren
Breuk met de Sovjet-Unie
Hervormingen
Na Tito's dood
Joegoslavische burgeroorlogen
Politiek
Staatsinrichting
Joegoslavië was een eenpartijstaat en een republiek. Een republiek is een staatsvorm met een president als staatshoofd. Een eenpartijstaat is een land waarin slechts één partij de macht in handen heeft. In Joegoslavië was dit de Communistische Partij van Joegoslavië. Joegoslavië was tijdens deze periode ook een dictatuur. Er was bijvoorbeeld geen vrijheid van meningsuiting, geen persvrijheid en was ook sprake van onderdrukking. In vergelijking met andere landen in Oost-Europa was Joegoslavië een vrijer land. Zo konden de inwoners naar het buitenland reizen (ook West-Europa en de Verenigde Staten) zonder enige problemen.
Officieel was Joegoslavië een socialistisch land. Vaak wordt het land ook als communistisch gezien. De beste manier om Joegoslavië te beschrijven is het titoïsme. Dit is het gedachtegoed van Josip Broz Tito, die de leider was van Joegoslavië tussen 1945 en 1980. Joegoslavië was anders dan andere communistische landen in Oost-Europa. Vooral na 1948 zette Joegoslavië zich af tegen de Sovjet-Unie. Het behoorde tot de invloedsfeer van de Sovjet-Unie, maar werd als een neutraal land gezien. Hierdoor had Joegoslavië goede banden met zowel het westen als het oosten. Niet alles in het land werd door de overheid geregeld, maar wel het meeste. Toch was er sprake van privébezit en buitenlandse investeringen.
Oorspronkelijk speelde Tito een belangrijke rol in de Joegoslavische politiek. Hij was eerst premier, later president en vanaf 1974 president voor het leven. Na de dood van Tito kwam er een presidentschap bestaande uit meerdere presidenten uit alle deelrepublieken.
Bestuurlijke indeling
Joegoslavië was daarnaast een federatie. Dit betekende dat het uit verschillende deelrepublieken (provincies) bestond. Deze deelrepublieken hadden een grote mate van zelfbestuur. Later ontstonden er ook twee autonome provincies (Kosovo en Vojvodina) die beide in Servië lagen. De deelrepublieken en autonome provincies waren:
Buitenlandse politiek
Joegoslavië stond tussen 1945 en 1948 aan de kant van de Sovjet-Unie. Na de ruzie tussen Tito en Stalin werd Joegoslavië vanaf 1948 neutraal, net zo als Zwitserland. In de Koude Oorlog koos Joegoslavië daarom geen kant. Joegoslavië was een van de oprichters van de Beweging van Niet-Gebonden Landen samen met India, Indonesië en Egypte in 1961. Deze organisatie had ook hun hoofdkantoor in Joegoslavië. De Beweging van Niet-Gebonden Landen bestond uit landen die een neutrale positie hadden in de Koude Oorlog. Joegoslavië was daardoor geen lid van de Warschaupact of de NAVO.
Het land had over het algemeen goede banden met zowel de communistische als de kapitalistische landen. Joegoslavië kreeg hierdoor ook geld van zowel de Verenigde Staten als de Sovjet-Unie. Hoewel Joegoslavië neutraal was in buitenlandse conflicten, sprak het zich soms wél uit. Een voorbeeld was de Praagse Lente in Tsjecho-Slowakije in 1968. Joegoslavië koos toen de kant van Alexander Dubček en sprak zich uit tegen de invasie van Warschaupact in het land. Ook steunde Joegoslavië verschillende Afrikaanse koloniën in hun strijd om onafhankelijkheid, zoals Congo-Kinshasa en Algerije. In 1967 probeerde Joegoslavië het conflict tussen Israël en Palestina op te lossen zonder succes.
De beste vriend van Joegoslavië was buurland Albanië, maar deze vriendschap was soms een beetje stroef. De Albanese munteenheid was gekoppeld aan de Joegoslavische dinar. Ook was er vrijhandel tussen beide landen. Tito wilde zelfs dat Albanië onderdeel zou worden van Joegoslavië, net als Bulgarije. De Albanese leider Enver Hoxha was hiertegen. Hoxha en Tito verschilden van mening op veel vlakken. Hoxha was bijvoorbeeld een groot fan van Stalin, terwijl Tito dit niet was. Hierdoor is Albanië nooit toegetreden tot Joegoslavië.
Economie
In Joegoslavië werd betaald met de Joegoslavische dinar. De economie was anders dan in andere Oost-Europese communistische landen, zoals de Sovjet-Unie. Joegoslavië wordt soms gezien als een voorbeeld van marktsocialisme. Dit betekent dat Joegoslavië veel socialistische kenmerken had, maar ook veel kapitalistische. De meeste bedrijven waren onderdeel van de overheid, maar de medewerkers hadden veel te zeggen in het bedrijf. Toch ging de overheid nog steeds over loon en het ontslaan en aannemen van werknemers. Daarnaast waren er ook veel buitenlandse bedrijven (o.a. uit de Verenigde Staten en West-Europa) actief in Joegoslavië.
Joegoslavië was in 1945 vooral gericht op landbouw, maar kreeg vanaf de jaren 1950 steeds meer industrie. Desondanks was er veel werkloosheid, vooral na 1980. Veel inwoners verhuisden dan ook naar West-Europa, voornamelijk Duitsland, om werk te zoeken. Veel van deze werkers stuurden ook geld terug naar huis, waardoor dit ook een bron van inkomsten was.