Spaanse Burgeroorlog
Spaanse Burgeroorlog | ||
Datum | 17 juli 1936 - 1 april 1939 | |
Locatie | Spanje en de Spaanse koloniën | |
Overwinning voor | Nationalisten | |
Resultaat | Einde van de Tweede Spaanse Republiek en ontstaan van de Spaanse Staat | |
Strijdende partijen | ||
Republikeinen | Nationalisten | |
Volksfront, bestaande uit Republikeinen (Linkse) liberalen Socialisten Sociaaldemocraten Communisten Anarchisten Baskische seperatisten Catalaanse seperatisten Galicische seperatisten Gesteund door: Buitenlandse vrijwilligers Sovjet-Unie (tot 1938) ![]() Frankrijk (1936) |
Falangisten Carlisten Alfonsisten Leger van Afrika Gesteund door: Italië Nazi-Duitsland Portugal Heilige Stoel Buitenlandse vrijwilligers |
|
Leiders | ||
Manuel Azaña Francisco Largo Cabarello Juan Negrín Indalecio Prieto Buenaventura Durriti Lluís Companys José Aguirre |
José Sanjurjo Emílio Mola Francisco Franco Manuel Hedilla |
|
Troepensterkte | ||
450.000 soldaten 350 vliegtuigen |
600.000 soldaten 600 vliegtuigen |
|
Portaal ![]() |
De Spaanse Burgeroorlog was een oorlog in Spanje tussen 1936 en 1939. Spanje was sinds 1931 een republiek (de Tweede Spaanse Republiek).
De oorlog ontstond toen de nationalisten de oorlog verklaarden aan de regering van Spanje. De nationalisten bestonden uit voorstanders van de monarchie en fascisten. Zij werden gesteund door o.a. Italië, Portugal, de Rooms-Katholieke Kerk en Nazi-Duitsland. De nationalisten vochten tegen de "republikeinen". Zij waren veelal voorstanders van de republiek en werden gesteund door linkse partijen, anarchisten, de Basken en de Catalanen.
Hoewel de nationalisten in 1936 de macht probeerden te grijpen via een staatsgreep, lukte dit maar gedeelte. De regering werd omvergeworpen, maar de nieuwe nationalistische regering had niet de controle over heel Spanje. Dit leidde tot een jarenlange strijd tussen de nationalisten en de republikeinen. Uiteindelijk wonnen de nationalisten, waarna Spanje een dictatuur werd onder Francisco Franco. Pas in 1978 werd Spanje weer een democratie.
Achtergrondinformatie
Monarchisme en fascisme in Spanje
Spanje was sinds haar ontstaan vrijwel altijd een republiek geweest. Tijdens de 19e eeuw ontstond er echter steeds meer onvrede over de monarchie. Tussen 1873 en 1874 werd de monarchie tijdens de Eerste Spaanse Republiek kort afgeschaft, maar na 18 maanden besloot men Spanje opnieuw een monarchie te maken. De macht van de koning werd beperkt, maar nog altijd had de koning vrij veel macht. Aan het einde van de 19e eeuw kwam er een einde aan het Spaanse Rijk. Spanje verloor bijna al haar koloniën in 1898 na de Spaans-Amerikaanse Oorlog. Dit was een klap voor de Spaanse economie, aangezien Spanje er afhankelijk van haar koloniën was. Hoewel Spanje uiteindelijk twee nieuwe koloniën in Afrika kreeg, was dit niet genoeg.
Koning Alfons XIII besloot daarom in 1923 om Miguel Primo de Rivera premier van Spanje te maken. Alfons XIII was een voorstander van het fascisme in Italië. Eén jaar eerder was Benito Mussolini aan de macht gekomen. Alfons XIII wilde hetzelfde voor Spanje. Primo de Rivera moest de Spaanse Mussolini worden, terwijl de koning een symbool van het land werd. Het probleem was alleen dat Primo de Rivera niet populair was in Spanje. In 1930 werd hij door Alfons XIII gedwongen ontslagen. Niet veel later moest ook Alfons XIII gedwongen opstappen. Zijn positie was onhoudbaar, aangezien hij voorstander van het fascisme was. Vervolgens werd de monarchie afgeschaft en ontstond de Tweede Spaanse Republiek.
De zoon van Primo de Rivera (José Antonio Primo de Rivera) besloot vervolgens de Falange op te richten. Dit was een fascistische partij beïnvloed door de ideeën van Primo de Rivera. Zij waren het dus oneens met de republiek. Ook de voorstanders van de monarchie waren tegen de republiek. Er waren twee monarchistische groepen in Spanje op dat moment; de Carlisten en de Alfonsisten. Beide groepen wilden de monarchie terug, maar waren het oneens wie koning van Spanje moest worden. De monarchisten en fascisten waren allemaal met elkaar eens dat ze terug wilden naar de situatie vóór 1930.
Tweede Spaanse Republiek

Na het afschaffen van de monarchie in 1931 werd de Tweede Spaanse Republiek uitgeroepen. De Tweede Spaanse Republiek was een erg modern land zeker voor die tijd. Zo kregen vrouwen gelijke rechten, waren scheidingen en staken toegestaan en werd de macht van de kerk beperkt. De voorstanders van de republiek werden "republikeinen" genoemd. Dit waren voornamelijk liberalen, socialisten en sociaaldemocraten. De republiek was een democratie met vrije verkiezingen en verschillende politieke partijen. In het begin was de republiek erg succesvol, maar niet iedereen was het eens met de republiek.
De monarchisten en fascisten waren tegen de republiek, maar er waren nog meer tegenstanders. Zo waren er bijvoorbeeld communistische en anarchistische groepen. De communisten wilde opkomen voor de arbeiders en waren tegen het kapitalisme. Hoewel ze de republiek als een verbetering zagen, vonden ze dat deze niet ver genoeg ging. De anarchisten waren ook tegen het kapitalisme en wilden een klasseloze en staatloze samenleving stichten. Daarnaast waren er nog groepen die Catalonië, Baskenland en (in mindere mate) Galicië wilden afscheiden. Deze regio's hebben een eigen cultuur, taal en identiteit. Tijdens de republiek kregen deze regio's meer zelfbestuur, maar sommige groepen wilden onafhankelijkheid.
Ontstaan van de problemen
De Tweede Spaanse Republiek had veel tegenstanders, waardoor deze ook erg instabiel was. In 1936 werden er verkiezingen gehouden. De republikeinen waren bang dat de fascisten en monarchisten gezamenlijk een meerderheid zouden krijgen. Zij besloten daarom samen te werken met de communisten, anarchisten en afscheidingsbewegingen in Catalonië, Baskenland en Galicië. Samen werden zij het Volksfront genoemd. Het Volksfront behaalde een krappe meerderheid tijdens de verkiezingen.
In de dagen na de verkiezingen ontstond steeds meer onvrede. De monarchisten en fascisten vonden dat Spanje een communistisch land aan het worden was. Ook zagen zij de Tweede Spaanse Republiek als anti-katholiek. Zij kregen hierin gelijk van de Rooms-Katholieke Kerk. Ook werden de fascisten en monarchisten gesteund door het fascistische Italië van Mussolini, Nazi-Duitsland en Portugal. Portugal was toentertijd een dictatuur onder Salazar. De fascisten waren geïnspireerd door Salazar en wilden iets gelijks in Spanje. De monarchisten en fascisten besloten te verenigen in één groep; de nationalisten of het nationalistisch front.
De spanningen tussen het Volksfront en het Nationalistisch front liepen steeds verder op. Er vonden demonstraties, (gewapende) protesten en zelfs aanslagen plaats. De regering had geen grip op de situatie. Ondertussen kreeg Spanje ook te maken met economische problemen. Zo begon de munt in waarde te dalen en steeg de werkloosheid.