Israël en apartheid: verschil tussen versies

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 41: Regel 41:
   
 
[[John Kerry]] waarschuwde in 2014 als [[ministerie van Buitenlandse Zaken|minister van Buitenlandse Zaken]] dat Israël een apartheidsstaat zou kunnen gaan worden als er geen tweestatenoplossing kwam. [[Frederik Willem de Klerk]] vond dat de vergelijking met een apartheidsstaat te ver gaan. De Klerk was de laatste president van Zuid-Afrika onder het apartheidsregime en onderhandelde samen met [[Nelson Mandela]] om een einde te maken aan de apartheid in Zuid-Afrika. Mandela vond dat er een einde moest komen aan de Israëlische bezetting en identificeerde zich met [[Yasser Arafat]] van de [[Palestijnse Bevrijdingsorganisatie]], maar ook dat de Joden recht hadden op een eigen staat. Een aantal latere presidenten van Mandela's partij, het [[Afrikaans Nationaal Congres]] (ANC), hebben Israël wel uitdrukkelijk een apartheidsstaat genoemd.
 
[[John Kerry]] waarschuwde in 2014 als [[ministerie van Buitenlandse Zaken|minister van Buitenlandse Zaken]] dat Israël een apartheidsstaat zou kunnen gaan worden als er geen tweestatenoplossing kwam. [[Frederik Willem de Klerk]] vond dat de vergelijking met een apartheidsstaat te ver gaan. De Klerk was de laatste president van Zuid-Afrika onder het apartheidsregime en onderhandelde samen met [[Nelson Mandela]] om een einde te maken aan de apartheid in Zuid-Afrika. Mandela vond dat er een einde moest komen aan de Israëlische bezetting en identificeerde zich met [[Yasser Arafat]] van de [[Palestijnse Bevrijdingsorganisatie]], maar ook dat de Joden recht hadden op een eigen staat. Een aantal latere presidenten van Mandela's partij, het [[Afrikaans Nationaal Congres]] (ANC), hebben Israël wel uitdrukkelijk een apartheidsstaat genoemd.
  +
  +
== Media ==
  +
*[https://m.youtube.com/watch?v=HJcGTjAFGjk Nelson Mandela in een interview over Palestina (ABC News, 1990)]
   
 
== Bronvermelding ==
 
== Bronvermelding ==

Versie van 2 sep 2022 15:19

Een affiche waarop de 'Israëlische apartheidsweek' wordt aangekondigd. (2009)

Volgens de Bewegeging voor Boycot, Desinvesteringen en Sancties tegen Israël (BDS-beweging), andere antizionisten en mensenrechtenorganisaties maakt de regering van Israël zich schuldig aan mensenrechtenschendingen en apartheid. Deze organisaties beschouwen het systeem in Israël als een systeem dat Joden bevoorrecht en Palestijnen onderdrukt. Zij noemen als voorbeeld dat er andere rechtssystemen zijn voor Joden en Palestijnen. Ook benoemen ze vaak dat er in strijd met het internationaal recht Israëlische nederzettingen worden gevestigd, de Israëlische Westoeverbarrière in de door Israël bezette gebieden en dat de Gazastrook wordt gescheiden van de rest van Israël en Palestina. Israël ontkent deze beschuldigingen en beschouwt ze als antisemitisme.

Internationaal recht

Binnen het internationaal recht staat de betekenis van het begrip 'apartheid' vastgelegd in artikel 7 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (afgekort en hierna: art. 7 ISH). Het eerste lid van art. 7 onder j ISH bepaalt dat onder misdaden tegen de menselijkheid ook apartheid wordt verstaan. Het tweede lid van art. 7 onder h ISH bepaalt dat apartheid 'onmenselijke handelingen van een vergelijkbare aard als de in het eerste lid bedoelde handelingen (lees: andere misdaden tegen de menselijkheid), gepleegd in het kader van een geïnstitutionaliseerd regime van systematische onderdrukking en overheersing door de groep van een bepaald ras van een of meer groepen van een ander ras en begaan met de opzet dat regime in stand te houden'. In 1973 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties al het Internationaal verdrag nopens de beëindiging en bestraffing van het misdrijf apartheid (ICSPCA). In dat verdrag werd apartheid gedefinieerd als 'inhumane daden met als doel het tot stand brengen en behouden van overheersing van het ene etnische groep over de andere etnische groep, en de andere etnische groep daarbij systematisch onderdrukken'.

Ben-Gurionbrief

De Ben-Gurionbrief is een brief die David Ben-Gurion in 1937 schreef aan zijn zoon Amos. David Ben-Gurion zou later de eerste premier van de staat Israël worden. Zijn zoon Amos woont op dat moment in een kibboets, een Joodse nederzetting in het mandaatgebied Palestina. In datzelfde jaar had de commissie-Peel een rapport opgemaakt. De commissie was van het Britse bestuur in het mandaatgebied en moest onderzoek doen naar de onrust in Palestina. De commissie-Peel was tot de conclusie gekomen dat Palestina verdeeld moest worden in een Joodse staat en een Arabische staat. De Arabieren waren het hier niet mee eens en zagen dit als verraad van de Britten: volgens hen kon er beter één Arabische staat komen, waarin Joden dan wel burgerrechten en politieke rechten zouden krijgen. De zionistische leiders waren verdeeld over het plan van de Britten. Sommigen vonden er één Joodse staat moest komen in het gebied dat toen Palestina was. Anderen, zoals Ben-Gurion, vonden de verdeling prima, maar zagen die wel als een kans om uiteindelijk alsnog een Joodse staat op te richten. Ben-Gurion was namelijk voorstander van een grote immigratie van Joden naar Palestina en voorzag dat er wel meer dan 2 miljoen Joden konden gaan wonen. De zionistische leiders en met name Ben Gurion was het ermee oneens dat de commissie-Peel de Negevwoestijn in het verdelingsplan aan de Arabieren had gegeven. Hoewel er toen Bedoeïnen woonden in de woestijn, beschouwde Ben-Gurion de woestijn als dor en onbewoond.

De oorspronkelijke Ben-Gurionbrief

Volgens Ben-Gurion zouden de Arabieren er wel van overtuigd kunnen worden om de woestijn aan de Joden gegeven, desnoods met geweld. Ben-Gurions plannen om Palestina te bevolken met Joden, daarbij de Arabieren en Bedoeïnen te negeren en desnoods geweld te gebruiken, worden door antizionische organisaties gezien als het bewijs voor een etnische zuivering.

Gebruik in literatuur

Geschiedkundigen Benny Morris, Shabtai Teveth en Ilan Pappé hebben in hun werken een Engelse vertaling van de brief gebruikt om uit te drukken dat Ben-Gurion vond dat de Arabieren verdreven moesten worden. Hierover was veel te doen, omdat later bleek dat in de originele, Hebreeuwse brief bepaalde delen waren doorgekrast. Hierdoor zou volgens geschiedkundige Efraim Karsh het gedeelte waarin Ben-Gurion zou hebben geschreven dat de Arabieren moesten worden verdreven, juist veranderen in een gedeelte waarin Ben-Gurion oproept om de Arabieren níét te verdrijven. Morris, zelf een voorstander van het zionisme, vond dit onwaarschijnlijk en verklaarde dat hij het terecht vond dat Ben-Gurion had opgeroepen tot het verdrijven van Arabieren uit Palestina. Volgens Morris hadden de Joden een veilige plek nodig, omdat ze werden aangevallen door de Arabieren. Ook zou Israël volgens Morris anders nooit hebben bestaan. Ilan Pappé, een andere historicus die geen voorstander is van het zionisme, gaat daar niet in mee en schrijft dat de Palestijnen bewust zijn verdreven in een daartoe vooropgezet plan, nog voordat er onrust was ontstaan tussen Joden en Arabieren. Volgens hem had Ben-Gurion niet alleen geschreven dat de Palestijnen moesten worden verdreven, maar ook dat Ben-Gurion zat te wachten op een oorlog.

Zowel de interpretatie van Morris als Pappé zijn later door andere onderzoekers weer uitgezocht. Volgens Nick Talbot had Pappé per ongeluk het gedeelte over Ben-Gurion die zat te wachten op een oorlog, tussen aanhalingstekens gezet. Hierdoor leek het alsof Ben-Gurion dat had geschreven. Toch zei Talbot wel dat Pappés bewering klote op grond van de bronnen die hij had gedeeld. Eerder had Morris de fout van Pappé al benoemd. Dit leidde er toe dat de pro-Israëlische groep CAMERA in een artikel Pappés werk bekritiseerde. De organisatie had de oorspronkelijke Hebreeuwse brief van Ben-Gurion in handen en wierp tegen dat er niet alleen sprake van een fout met aanhalingstekens, maar dat de gehele strekking van Pappés interpretatie niet klopte. Dit zou komen door een verkeerde vertaling en interpretatie van Ben-Gurions brief. Volgens CAMERA klopte de vertaling ook niet met Ben-Gurions standpunten in de jaren 1930. Dit is strijdig met de analyse van Benny Morris, die het waarschijnlijker acht dat iemand anders in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst de zinsneden heeft doorgekrast. Volgens Morris past de brief zonder doorhalingen juist beter bij Ben-Gurions standpunten.

Morris wordt op zijn beurt bekritiseerd door geschiedkundige Nur Masalha: volgens Masalha vermijdt Morris bewust een verband te leggen tussen het zionisme en de uittocht van Palestijnen tijdens de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948.

Verkoopprogramma

In 1918 werd door de Hoofdbeheerder in Palestina het verkopen of onteigenen van land zonder toestemming van het tijdelijke bestuur verboden. Dit was destijds juist bedoeld om te voorkomen dat de zionistische organisatie in Palestina land zou opkopen. Op 4 april 1918 stelde een zionistische commissie namelijk voor aan het tijdelijke bestuur om lid te mogen worden van de politiemacht en een eigen leger op te zetten. Uiteindelijk kregen de zionisten meer inspraak, wat kwaad bloed zette bij Palestijnse Arabieren. Zij waren formeel namelijk wel onderdeel van het tijdelijke bestuur, maar hadden weinig inspraak.

Toen Palestina in 1920 via de Volkenbond onder volledig Brits bestuur kwam te staan, veranderde dit. In 1920 werd de Landoverdrachtsverordening uitgevaardigd, waarmee er een einde kwam aan het verkoopverbod. Wel stond er in de verordening dat verkoop van land er niet toe mocht leiden dat de bewoners er werden verdreven; de eerdere bewoners moesten in staat gesteld worden om er te blijven en in het onderhoud van hun families te voorzien. Het Brits bestuur, per 1923 het bestuur van een volwaardig mandaatgebied, deed er echter niets aan om schendingen van de verordening te voorkomen. Zo kon het gebeuren dat Palestijnen een gebied moesten verlaten, op het moment dat het gekocht werd door een zionistische organisatie. Dit leidde tot oproer onder Palestijnen. Uiteindelijk werd besloten om in 1929 de Verordening ter bescherming van landbouwers aan te nemen. Deze verordening hield echter geen rekening met de rechten van Arabische landbouwers. Toen de onrust bleef voortduren, besloot het mandaatbestuur in 1929 een onderzoek uit te laten voeren door jurist Walter Shaw uit het Verenigd Koninkrijk. In het rapport is te lezen dat de nieuwe verordening uit 1929 nog minder rechten gaf aan Palestijnse Arabieren en er niets aan deed om onteigende Palestijns-Arabische families te helpen. Wel stelde het rapport dat de aanval van Arabische Palestijnen op Joden op 23 augustus 1929 geen vergeldingsactie was, omdat er volgens de commissie in de maanden vooraf geen eerdere moorden door Joden waren gepleegd.

Antizionisten beschouwen de gevolgen van het verkoopplannen als een voorbeeld van de moedwillige verdrijving van Palestijnse Arabieren. Zij wijzen erop dat Britse officieren in 1920 de bevoegdheid hadden gekregen om zelf obligaties en pachtovereenkomsten uit te geven. Daarnaast hadden Britse officieren de bevoegdheid gekregen om als plaatsvervangend rechter op te treden, wat ook massaal gebeurde. Ook wordt benoemd dat de Britse regering langzamerhand begon af te wijken van de Balfourverklaring en pro-zionistischer beleid ging voeren. Binnen de regering en het koloniale bestuur was een deel het niet eens met deze ontwikkeling. Dit leidde er uiteindelijk toe dat Hubert Young, destijds assistent-secretaris van het koloniale bestuur in het Midden-Oosten, een nota schreef. In deze nota schreef hij dat wilde dat alle antizionistische ambtenaren in Palestina werden ontslagen. Vervolgens gaf Young deze nota aan Winston Churchill, destijds secretaris van het koloniale bestuur in het Midden-Oosten. Het is onduidelijk of dit beleid daadwerkelijk is uitgevoerd, maar antizionisten wijzen erop dat het volgens hen hierdoor waarschijnlijk is dat het mandaatbestuur in Palestina de Palestijnse Arabieren nooit heeft willen beschermen. Hierdoor trekken zij ook de eerlijkheid van het rapport van de commissie-Shaw in twijfel. Volgens hen heeft er wel degelijk geweld plaatsgevonden tegen Palestijnse Arabieren en zijn de verkopen gepaard gegaan met geweld.

Hafrada

De term hafrada (Hebreeuws: הפרדה, Nederlands: 'scheiding') wordt door de regering gebruikt om haar beleid voor Palestijnen in Israël aan te duiden. Dat beleid is dat de Palestijnen in Palestina gescheiden moeten worden van de Israëlische bevolking. In een bredere context wordt de term ook gebruikt om te verwijzen naar de manier waarop de Israëlische overheid omgaat met Palestijnen in de door Isräel bezette gebieden. Volgens de Israëlische regering is het hafradabeleid noodzakelijk om de veiligheid van Israëliërs te garanderen, maar tegenstanders van het beleid en met name geleerden vergelijken het hafradabeleid met de apartheid in Zuid-Afrika. Als voorbeeld worden de bewakingsposten in die gebieden genoemd, waarbij aan Palestijnen de toegang kan worden ontzegd tot de Israëlische nederzettingen. Ook worden de posten gebruikt om Palestijnen die op de Westelijke Jordaanover wonen te scheiden van Palestijnen die daarbuiten wonen. Ook de Israëlische Westoeverbarrière (Hebreeuws: גדר ההפרדה; Geder Ha'hafrada, in het Nederlands letterlijk: 'scheidingshek') en de streng bewaakte grens met de Gazastrook worden gezien als voorbeelden om Palestijnen die in de Westelijke Jordaanover en de Gazastrook wonen te scheiden van Israëliers.

De geschiedkundige Benny Morris vindt dat de vergelijking tussen de apartheid en de hafrada mank loopt en volgens hem wordt de vergelijking gebruikt om de tweestatenoplossing tegen te gaan. Geschiedkundige Aaron Klieman verdeelt de tweestatenoplossing in twee modellen: een situatie waarin er door hafrada twee staten ontstaan en een situatie waarin er door vrijwillige afscheiding van Palestijnen twee staten ontstaan. Die laatste situatie noemt hij in het Hebreeuws 'hipardoet', wat zoiets betekent als 'ontkoppeling' of 'vrij zijn'.

Standpunten van organisaties

Verenigde Naties

De Bijzondere Rapporteur over de mensenrechtensituatie in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden van de Verenigde Naties, Michael Lynk, diende in 2022 een rapportage in bij de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties waarin stond dat het Israëlische bestuur in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bijdraagt aan apartheid en een geïnstitutionaliseerd regime van systematische etnische onderdrukking en rassendiscriminatie. Ook openbaarde het Bijzonder comité ter verrichting van onderzoek naar Israëlische handelingen die van invloed zijn op de mensenrechten van het Palestijnse volk (hierna: het comité) datzelfde jaar een verslag. Het comité schrijft dat 'de vijfenvijftig jaar durende bezetting van Palestina (..) opzettelijk gebruikt [is] als een middel om de belangen van een Joodse staat en zijn Joodse volk te dienen en te beschermen, waarbij tegelijkertijd Palestijnen worden onderdrukt.' Ook benoemt het dat 'veel betrokkenen vinden dat deze praktijk bijdraagt aan apartheid'. Het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken wijst de beschuldigingen van de hand.

Niet-overheidsgebonden organisaties

Leden van Neturei Karta protesteren voor de conferentie van het pro-Israëlische AIPAC conferentie. (2005)

Niet-overheidsgebonden mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch noemen het beleid van de Israëlische regering in een apartheidsbeleid. Ook zijn er zionistisch-Joodse organisaties die het beleid van de Israëlische regering zien als racistisch, onderdrukkend en een vorm van apartheid. Dit geldt onder andere voor de Vereniging voor Burgerrechten in Israël (ACRI), het Israëlisch Informatiecentrum voor Mensenrechten in de Bezette Gebieden (B'Tselem), het Instituut voor Gerechtigheid in Jeruzalem (JIJ), Controlepostwaarnemer (Machsom Watch), Rabbijnen voor Mensenrechten (RHR), Artsen voor Mensenrechten - Israël (PHR-I) en Yesh Din: Vrijwilligers voor Mensenrechten. Ook het Comité tegen (Palestijnse) Huizensloop (ICAHD) is tegen het beleid, maar het comité bestaat uit zowel zionisten als niet-zionisten. Breaking the Silence, een organisatie van Israëlische klokkenluiders die oorlogsveteraan zijn, is ook tegen het beleid van de Israëlische regering. Ten slotte zijn er ook antizionistische organisaties die tegen het beleid zijn, zoals de Satmar en en de Neturei Karta. Pro-Palestijnse organisaties, zoals The Rights Forum, het Palestinakomitee en al-Shabaka hebben stukken geopenbaard waarin Israël misdaden tegen de menselijkheid wordt verweten.

Andere organisaties en personen

De Canadese academici Irwin Cotler en Anne Bayefsky zijn het er niet mee eens dat Israël een apartheidsstaat wordt genoemd. Cotler vindt dat een vorm van antisemitisme, maar dan verhuld als antiracisme. Volgens Cotler wordt het argument alleen maar gebruikt om Israël om ver te werpen. Bayefsky stelt dat het bestempelen van Israël als een apartheidsstaat wordt gebruikt om op te roepen tot geweld tegen Israëlische burgers. Professor Shimoni van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem zegt dat er sprake is van een dubbele standaard. Volgens hem worden Palestijnen namelijk gediscrimineerd in de Arabische landen rondom Israël. Daarnaast vindt hij dat er niet sprake is van apartheid, maar van twee nationalistische bewegingen die elk een eigen staat willen.

John Kerry waarschuwde in 2014 als minister van Buitenlandse Zaken dat Israël een apartheidsstaat zou kunnen gaan worden als er geen tweestatenoplossing kwam. Frederik Willem de Klerk vond dat de vergelijking met een apartheidsstaat te ver gaan. De Klerk was de laatste president van Zuid-Afrika onder het apartheidsregime en onderhandelde samen met Nelson Mandela om een einde te maken aan de apartheid in Zuid-Afrika. Mandela vond dat er een einde moest komen aan de Israëlische bezetting en identificeerde zich met Yasser Arafat van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie, maar ook dat de Joden recht hadden op een eigen staat. Een aantal latere presidenten van Mandela's partij, het Afrikaans Nationaal Congres (ANC), hebben Israël wel uitdrukkelijk een apartheidsstaat genoemd.

Media

Bronvermelding

  • Ahren, R. (2013). Nelson Mandela was close to Jews, resolutely loyal to Palestinians. The Times of Israel. [1]
  • Amnesty International (2022). Israel's Apartheid Against Palestinians: Cruel System of Domination and Crime Against Humanity. [2]
  • Bayefsky, A.F. (2011). Terrorism and Racism: The Aftermath of Durban. Jerusalem Center for Public Affairs, 468. [3]
  • Ben-Gurion, D. (1937), Instituut voor Palestinastudies (red.). Letter from David Ben-Gurion to his son Amos, written 5 October 1937. Negev: Ben-Gurionarchieven. [4]
  • Berman, L. (2014). Kerry: "Israel could become an apartheid state". The Times of Israel. [5]
  • B'Tselem
  • Breaking the Silence
  • Clyne, M.G. (1997). Undoing and Redoing Corpus Planning. Duitsland, Berlijn: De Gruyter Mouton. p. 403 (ISBN: 9783110155099). [6]
  • Colter, I. (2009). Global Antisemitism: Assault on Human Rights. Yale Initiative for the Interdisciplinary Study of Antisemitism, werkdocument no. 2. [7]
  • Comité tegen Huizensloop
  • Fayyad, H. (2020). Nelson Mandela and Palestine: In his own words. Middle East Eye. [8]
  • Heany, C. (2022). End-of-mission Statement by the UN Special Committee to Investigate Israeli Practices. Bijzonder comité ter verrichting van onderzoek naar Israëlische handelingen die van invloed zijn op de mensenrechten van het Palestijnse volk. [9]
  • Human Rights Watch (2021). A Threshold Crossed: Israeli Authorities and the Crimes of Apartheid and Persecution. [10]
  • Huneidi, S. (1998). Was Balfour Policy Reversible? The Colonial Office and Palestine, 1921-23. Journal of Palestine Studies, 27(2), pp. 23–41. [11]
  • Ini, G. (2012). Journal of Palestine Studies compounds its Ben-Gurion error. CAMERA. [12]
  • Instituut voor Gerechtigheid in Jeruzalem
  • JPS (2012). JPS Responds to CAMERA's Call for Accuracy: Ben-Gurion and the Arab Transfer. Journal of Palestine Studies, University of California Press, 41(2), pp. 245–250. [13]
  • Karsh, E. (2000). Fabricating Israeli History: The "new Historians". Verenigd Koninkrijk, Abingdon-on-Thames: Taylor & Francis (ISBN: 9780714680637). [14]
  • Lynk, M. (2022). Report of the Special Rapporteur on the situation of Human Rights in the Palestinian territories occupied since 1967. Bijzonder Rapporteur over de mensenrechtensituatie in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden van de Verenigde Naties. (A/HRC/49/87). [15]
  • Machsom Watch
  • Masalha, N. (1991). A Critique of Benny Morris. Journal of Palestine Studies, Institute for Palestine Studies, 21(1), pp. 90–97. [16]
  • Mogannam, E.M. (1932). Palestine Legislation under the British. The Annals of the American Academy of Political and Social Science, 164, pp. 47–54. [17]
  • Newman, M. (2014). South Africa's de Klerk: "Israel not an apartheid state". The Times of Israel. [18]
  • Pappé, I. (2006). The 1948 Ethnic Cleansing of Palestine. Journal of Palestine Studies, Institute for Palestine Studies, 36(1), pp. 6–20. [19]
  • Rabbijnen voor Mensenrechten
  • Shimoni, G. (2007). Deconstructing Apartheid Accusations Against Israel. Jerusalem Center for Public Affairs. [20]
  • Teveth, S. (1985). Ben-Gurion and the Palestinian Arabs: from peace to war. Verenigd Koninkrijk, Oxford: Oxford University Press, p. 189 (ISBN: 9780195035629).
  • Van Zille, D. (2012). University of Exeter gives Pappe a pass on invented Ben-Gurion quote. CAMERA. [21]
  • Association for Civil Rights in Israel Vereniging voor Burgerrechten in Israël
  • Qumsiyeh, M.B. (2006). Discussion on: Searching for Peace in the Palestinian–Israeli Conflict. Institute of Strategic and Development Studies, Andreas Papandreou University of Athens. [22]
  • Yesh Din
Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Israël_en_apartheid&oldid=727403"