Kenmerkend aspect
Kenmerkende aspecten zijn de hoofd-gebeurtenissen/perioden in de geschiedenis. Kenmerkende aspecten worden vooral gebruikt in het basisonderwijs in Nederland. Ook worden ze gebruikt in het voorgezet onderwijs. In de kenmerkende aspecten staan de belangrijkste gebeurtenissen en perioden. De kenmerkende aspecten bestaan eigenlijk omdat de Nederlandse overheid vind dat ieder Nederlander deze dingen moet weten. Naast kenmerkende aspecten wordt in Nederland in het onderwijs ook vaak het Canon van Nederland gebruikt. Hierin staan meer gebeurtenissen die alleen in Nederland zijn gebeurt. In dit artikel staat een lijst van alle kenmerkende aspecten. Het zijn er 49, verdeeld over tien tijdvakken.
Tijdvakken
Er bestaat in de Nederlandse onderwijs een systeem van lesgeven, die uit tien tijdvakken bestaat. Dat zijn tien periodes in de geschiedenis. Hieronder zie je daarvan een lijst:
- Tijd van jagers en boeren (tot 3000v.Chr)
- Tijd van Grieken en Romeinen (3000v.Chr - 500n.Chr)
- Tijd van monniken en ridders (500n.Chr - 1000n.Chr)
- Tijd van steden en staten (1000 - 1500)
- Tijd van ontdekkers en hervormers (1500 - 1600)
- Tijd van regenten en vorsten (1600 - 1700)
- Tijd van pruiken en revoluties (1700 - 1800)
- Tijd van burgers en stoommachines (1800 - 1900)
- Tijd van de wereldoorlogen (1900 - 1950)
- Tijd van televisie en computers (1950 - heden)
Bij elk tijdvak horen meerdere kenmerkende aspecten. Het is bijvoorbeeld zo dat er bij tijdvak 1 (tijd van jagers en boeren, tot 3000 v.Chr.) maar drie kenmerkende aspecten horen, terwijl er bij tijdvak 9 (tijd van de wereldoorlogen, 1900 - 1950) acht kenmerkende aspecten horen.
In het onderwijs kunnen er soms tijdvakken in twee verdeeld worden. Zo zijn is de tijd van de wereldoorlogen vaak in tweeën gedeeld, net als de tijd van Grieken en Romeinen. De oude Egyptenaren vallen onder de tijd van Jagers en Boeren.
Tijd van jagers en boeren
- De manier waarop de jagers en verzamelaars leefden.
- Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
- Het ontstaan van de eerste steden en dorpjes
Tijd van Grieken en Romeinen
- De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse staten
- De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
- De groei van het Romeinse Rijk, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
- De ontmoeting tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest-Europa
- De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste godsdiensten met maar één God
Tijd van monniken en ridders
- De verspreiding van het christendom in heel Europa
- Het ontstaan en de verspreiding van de islam
- De (bijna) volledige vervanging in West-Europa van de landbouwcultuur, door een zelfvoorzienende landbouwcultuur. Dit werd georganiseerd via hofstelsel en horigheid
- Het ontstaan van het feodalisme
Tijd van steden en staten
- De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een samenleving waarin het platteland de steden van eten voorzag.
- De opkomst van de burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
- Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke (denk aan baronnen, hertogen enz.) of de geestelijke (de Kerk) macht het primaat (recht om bisschoppen te benoemen) hoorde te hebben
- De uitbreiding van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten
- Het begin van staatsvorming (manieren waarop een gebied wordt bestuurd) en centralisatie (het besturen van een land vanuit één persoon of macht).
Tijd van ontdekkers en hervormers
- Het begin van de Europese overzeese koloniën (kolonisatie)
- Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe interesse in de wetenschap
- Het hernieuwde zicht op het erfgoed van de klassieke Oudheid (Grieken en Romeinen)
- De protestantse reformatie en wat die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
- De Tachtigjarige Oorlog en het begin van een Nederlandse staat
Tijd van regenten en vorsten
- Het streven van vorsten naar absolute macht
- De Gouden Eeuw van de Nederlandse Republiek
- Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
- De wetenschappelijke revolutie, met onder andere Antoni van Leeuwenhoek
Tijd van pruiken en revoluties
- De verlichting
- Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
- Uitbouw van de Europese overheersing. Vooral plantages in koloniën, de transatlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme
- De revoluties voor meer democratie in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Tijd van burgers en stoommachines
- De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
- Discussies over de ‘sociale kwestie'
- De moderne vorm van imperialisme, die verband hield met de industrialisatie (meer gebruik van de industrie)
- De opkomst van emancipatiebewegingen
- Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
- De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
Tijd van de wereldoorlogen
- De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
- Het in praktijk brengen van de ideologieën, zoals het communisme en fascisme/nationaalsocialisme
- De crisis van het wereldkapitalisme
- Het voeren van twee wereldoorlogen
- Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden
- De Duitse bezetting van Nederland
- Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering
- Vormen van verzet tegen de West-Europese overheersing in de wereld
Tijd van televisie en computers
- De wapenwedloop (onder andere tijdens de Koude Oorlog) en de dreiging van een atoomoorlog.
- Het onafhankelijk worden van koloniën (dekolonisatie). Hierdoor werd het westen minder machtig in de wereld.
- De eenwording van Europa (onder andere de Europese Unie)
- De toenemende westerse welvaart vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw. Hierdoor veranderde de samenleving cultureel en sociaal.
- De ontwikkeling van een onafhankelijke media en de multiculturele samenleving.