Architectuur
|
|
Architectuur is een kunstvorm en wetenschap, die zich bezighoudt met het ontwerpen van gebouwen, interieurs, landschappen of gehele wijken en steden. Architectuur is zowel het proces als het eindresultaat van het plannen, ontwerpen en bouwen van gebouwen of andere constructies. Soms worden ook de namen bouwkunst en bouwkunde gebruikt, maar bouwkunst is enkel voor de artistieke kant en bouwkunde alleen voor de technische kant. Architectuur is zowel technisch als artistiek. Historische beschavingen zijn vaak te herkennen aan hun overgebleven architectonische prestaties.
Geschiedenis
Oudheid
Bouwen is voor het eerst ontstaan uit het samenspel tussen behoeften (onderdak, veiligheid, aanbidding, enz.) en middelen (beschikbare bouwmaterialen en bijbehorende vaardigheden). Architectuur is dan ook al eeuwenoud. Voor bepaalde monumenten in de prehistorie, zoals de Stonehenge, was architectuur nodig. In veel oude beschavingen, zoals die van Egypte en Mesopotamië, weerspiegelden de architectuur en de eerste stedenbouw vaak het goddelijke en het bovennatuurlijke. Ook is de architectuur symbolisch voor de politieke macht van de heerser of de staat zelf. Dat zie je bij de Egyptenaren vooral bij hun piramides.
De Oude Grieken en Romeinen gebruikten dat goddelijke en bovennatuurlijke later ook voor hun tempels. Toch wordt er dan al meer rekening gehouden voor de burgerlijke behoeften. Dat zie je terug in de badhuizen en theaters. De Romeinse architectuur werd beïnvloed door de Griekse architectuur omdat ze veel Griekse elementen in hun bouwpraktijken verwerkten. Typerend zijn de zuilen met daarop de kroonlijst en de lage driehoek; de timpaan.
De ontwikkeling van de Aziatische architectuur was duidelijk anders dan die van rond de Middellandse zee en later de rest van Europa. Behalve godsdienst draait het daar ook om de natuur en veelal wordt er van veel lichtere bouwmaterialen gebruik gemaakt. Daarom zijn er in Azië weinig overblijfselen van hoge leeftijd.
De Islamitische architectuur begon in de 7e eeuw na. Chr. , met architectonische vormen uit het oude Midden-Oosten en Byzantium, maar ontwikkelde ook kenmerken die passen bij de religieuze en sociale behoeften van de samenleving. De bouwstijl van het voormalige Ottomaanse rijk is duidelijk nog herkenbaar in de kloosters en kerken. Vaak zie je daar bovenop de gebouwen en zuilen een soort omgekeerde 'ui'.
Middeleeuwen
In Europa werden tijdens de Middeleeuwen gilden gevormd door ambachtslieden om hun handel te organiseren en schriftelijke contracten zijn bewaard gebleven, met name met betrekking tot kerkelijke gebouwen. De rol van architect was meestal één met die van meester-metselaar, of Magister lathomorum zoals ze soms worden beschreven in hedendaagse documenten. De belangrijkste architecturale gebouwen waren de abdijen (kloosters) en kathedralen. Vanaf ongeveer 900 na Chr. droegen de bewegingen van zowel geestelijken als handelaars architecturale kennis over aan heel Europa, wat resulteerde Europese stijlen Romaans en Gotisch. Het Romaans heeft nog de kenmerkende boogconstructies van de Romeinen. In de Gotiek krijg je twee halve bogen die samen bovenin een punt vormen. Ook de glas in lood ramen spelen dan een belangrijke rol. De middeleeuwen worden ook gekenmerkt door vestingwerken als kastelen, waarvan het Muiderslot, de Ridderzaal en slot Loevestijn een goed voorbeeld zijn.
In het Europa van de Renaissance, vanaf ongeveer 1400, was er een heropleving van het klassieke leren, dit ging samen met de ontwikkeling van het humanisme uit de Renaissance, dat meer nadruk legde op de rol van het individu in de samenleving dan tijdens de middeleeuwen het geval was. De stad Florence en later ook Rome speelden hierin een belangrijke rol. Beroemde architecten uit die tijd waren Brunelleschi, Alberti, Michelangelo en Palladio. Er was nog steeds geen scheidslijn tussen kunstenaar, architect en ingenieur. Er kwam een heropleving van de klassieke stijl in de architectuur wat gepaard ging met de zich ontwikkelende wetenschap en techniek, die de verhoudingen en de structuur van gebouwen beïnvloedde. Bijvoorbeeld waren er grotere overspanningen mogelijk zodat er grotere koepels gebouwd konden worden. In dit stadium was het voor een kunstenaar nog mogelijk om een brug te ontwerpen, aangezien het niveau van structurele berekeningen binnen zijn vermogen viel.
Archeologische opgraving Skara Brae in Orkney
Vroegmodern en het industriële tijdperk
Met de opkomende kennis op wetenschappelijke gebieden en de opkomst van nieuwe materialen en technologie, begonnen architectuur en techniek van elkaar te scheiden, en de architect begon zich te concentreren op esthetiek (uiterlijk) en de humanistische (menselijke) aspecten, vaak ten koste van technische aspecten van het ontwerpen van gebouwen. Er was ook de opkomst van de "gentleman architect", die meestal te maken had met rijke klanten en zich voornamelijk concentreerde op visuele kwaliteiten die meestal waren afgeleid van historische gebouwen, gekenmerkt door de vele landhuizen van Groot-Brittannië die werden gemaakt in de neogotische of Schotse baronstijl. Bij de formele architectuuropleiding in de 19e eeuw, bijvoorbeeld aan de École des Beaux-Arts in Frankrijk, werd veel nadruk gelegd op de productie van mooie tekeningen en had dit weinig met de technische haalbaarheid te maken.
Ondertussen zette de Industriële Revolutie de deur open voor massaproductie (fabrieksmatig achter elkaar produceren) en consumptie. Esthetiek werd een criterium (eis) voor de middenklasse omdat versierde producten (ooit binnen het domein van duur vakmanschap en dus veel te duur voor de gewone man) goedkoper werden onder machinale productie.
Lokale architectuur werd steeds meer ornamenteel (versierd). Huisbouwers konden het huidige architecturale ontwerp in hun werk gebruiken door voorbeelden uit patroonboeken en architectuurtijdschriften te combineren.
Modernisme
Omstreeks het begin van de 20e eeuw leidde de algemene onvrede over de nadruk op revivalistische architectuur (dat wat terugpakt op vorige stijlen) en uitgebreide decoratie tot veel nieuwe denkrichtingen die als voorlopers van de moderne architectuur dienden. Opmerkelijk hiervan is de Deutscher Werkbund, opgericht in 1907 om machinaal vervaardigde voorwerpen van betere kwaliteit te produceren. De opkomst van het beroep van industrieel ontwerper wordt hier duidelijk. Vaak ook met toegepaste kunst. In navolging van deze leiding herdefinieerde de Bauhaus - school (opgericht in Weimar, Duitsland in 1919) de architecturale grenzen die door de geschiedenis heen waren vastgesteld, en zag het ontwerp en uitvoering van een gebouw als de samensmelting van kunst, ambacht en technologie.
Toen moderne architectuur voor het eerst werd uitgevoerd, was het een avant-garde beweging met een bij de mens passende, filosofische en esthetische onderbouwing. Onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog, probeerden baanbrekende modernistische architecten een volledig nieuwe stijl te ontwikkelen die geschikt was voor een nieuwe naoorlogse sociale en economische samenleving, gericht op het voldoen aan de behoeften van de midden- en arbeidersklasse. Ze verwierpen de architectuurpraktijk van de academische verfijning van historische stijlen die altijd had gehoord bij de snel afnemende aristocratische orde (bovenklasse). De benadering van de modernistische architecten was om gebouwen terug te brengen tot pure vormen. Hierbij werden historische referenties (terugblikken) en ornamenten weggelaten ten gunste van functionele details. Gebouwen toonden hun functionele en structurele elementen, stalen balken en betonnen oppervlakken werden bloot (in het zicht) in plaats van ze te verbergen achter decoratieve vormen. Architecten zoals Frank Lloyd Wright ontwikkelden organische architectuur, waarin de vorm werd bepaald door de omgeving en het doel, met als doel de harmonie tussen menselijke bewoning en de natuurlijke wereld te bevorderen, met als beste voorbeelden Robie House en Fallingwater.
Architecten zoals Mies van der Rohe, Philip Johnson en Marcel Breuer werkten om schoonheid te creëren op basis van de kwaliteiten van bouwmaterialen en moderne bouwtechnieken, waarbij traditionele historische vormen werden ingeruild voor vereenvoudigde geometrische (wiskundige) vormen, waarbij ze de nieuwe middelen en methoden gebruikten die mogelijk werden gemaakt door de industriële Revolutie. Dit was inclusief stalen frameconstructies, waaruit hoge bouw ontstond. Fazlur Rahman Khan 's ontwikkeling van de buizenstructuur was een technologische doorbraak in het steeds hoger bouwen. Halverwege de eeuw was het modernisme veranderd in de internationale stijl, een esthetiek die in veel opzichten wordt belichaamd door de Twin Towers van het World Trade Center in New York, ontworpen door Minoru Yamasaki.
Vroegmoderne architectuur : The Fagus Factory ( Alfeld , Duitsland), 1911, door Walter Gropius
Expressionistische architectuur : de Einstein-toren (Potsdam, in de buurt van Berlijn, Duitsland), 1919-1922, door Erich Mendelsohn
Internationale stijl : Het Glaspaleis (Heerlen, Nederland), 1934-1935, door Frits Peutz en Philip Johnson
Toen de Twin Towers er nog stonden in New York
Robie House, Frank Lloyd Wright
Fallingwater, Frank Lloyd Wright
Van Nelle fabriek Rotterdam ontworpen door Leendert van der Vlugt
Bouwstijlen en stromingen
Er zijn diverse stromingen en bouwstijlen zoals onder andere: